Kennis en inzichten op het gebied van de taalkunde en taalbeheersing voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs
Het meesterschapsteam Nederlands heeft in de afgelopen jaren diverse visiedocumenten gepubliceerd over een mogelijke verrijking van de inhoud van het curriculum Nederlands. Die visiedocumenten waren vooral conceptueel in detail uitgewerkt. Maar wat is nu eigenlijk de kern, als het gaat om een concrete invulling op alle niveaus? Wat willen we voor alle leerlingen aan doelen en inhouden? In een serie korte artikelen op Neerlandistiek wil het meesterschapsteam die essentie vangen in een paar eenvoudige concepten waar iedereen zich in zou moeten kunnen vinden. In deze eerste aflevering: wat zou er in het curriculum en de eindtermen van de bovenbouw van het voortgezet onderwijs moeten zitten aan kennis en inzichten over taal en taalgebruik, dat ook past bij alle niveaus en invullingen van het vak?
Met dit stuk openen we tevens een nieuwe forumfunctie op de site waarop we alle docenten uitnodigen te discussiëren over alle onderwerpen die te maken hebben met het schoolvak Nederlands.
Nederlands staat in de belangstelling, getuige de recent opgelaaide discussie over basisvaardigheden. En Nederlands is in beweging: de vakvernieuwingscommissie Nederlands is deze zomer aan de slag gegaan met het formuleren van nieuwe eindtermen en examenprogramma’s. De afgelopen jaren heeft het Meesterschapsteam Nederlands (2016, 2018, 2021) herhaaldelijk gepleit voor bewuste geletterdheid: het schoolvak Nederlands zou gericht moeten zijn op het ontwikkelen van bewuste taalvaardigheid en literaire competentie. Dit betekent dat die vaardigheden in verband moeten staan met inzicht in en kennis van de Nederlandse taal, literatuur en communicatie, en dat inzicht en kennis ook op zichzelf staande doelen moeten zijn van het schoolvak.
Het Meesterschapsteams Nederlands wil in deze notitie een stap verder gaan in het concretiseren van die visie: wat zouden, in kort bestek, de wetenschappelijke inhouden op het terrein van taalkunde/taalbeheersing kunnen zijn die bij de bovenbouw passen? En hoe zou je die in de vorm van eindtermen kunnen formuleren? Er is natuurlijk heel veel wetenschappelijk onderzoek op het gebied van taal en taalgebruik, maar wij denken dat met de drie thema’s: taalnormen, meertaligheid en doelgerichte communicatie1de essentie van dat onderzoek voor scholieren grotendeels wordt afgedekt. Waarom deze drie? Allereerst omdat het meteen duidelijk is dat dit maatschappelijk relevante thema’s zijn. Maar ook omdat zo ongeveer alle wetenschappelijke inhoud op het gebied van de taalkunde en taalbeheersing op de een of andere manier hieraan gerelateerd is: alle onderzoek naar taal en taalgebruik gaat over taalnormen (bijvoorbeeld onderzoek naar standaardtaal en variatie), meertaligheid (bijvoorbeeld onderzoek naar taalverwantschap, taalverandering, taalverwerving) of doelgerichte communicatie (bijvoorbeeld onderzoek naar begrijpelijkheid, beleefdheid, moderne retorica).
Met deze drie thema’s kan het schoolvak ertoe bijdragen dat alle leerlingen kennis, vaardigheden en inzichten over taal en taalgebruik ontwikkelen die geïnformeerd zijn door de actuele wetenschappelijke stand van zaken. Daarnaast bieden de thema’s de ruimte om in praktische en beroepsgerichte leerwegen overwegend praktische kennis en vaardigheden aan de orde te stellen, en in de meer theoretische leerwegen de leerlingen ook kennis te laten maken met theoretische inzichten. Dat vereist uiteraard dat de thema’s in functie van ieder schooltype of niveau worden uitgewerkt – en dat is zeker nog niet eenvoudig. Dat de drie thema’s taalnormen, meertaligheid en doelgerichte communicatie voor alle leerlingen en hun taalvaardigheid relevant zijn, lijdt geen twijfel.
In zijn visiedocumenten wijst het Meesterschapsteam er ook op dat je alle thema’s vanuit vier perspectieven kunt bekijken. Je kunt het thema vanuit een systeemperspectief benaderen (hoe zit het in elkaar?), vanuit een individueel perspectief (hoe werkt dit bij individuele personen, bijvoorbeeld bij mijzelf?), vanuit een sociaal-cultureel perspectief (hoe werkt dit in sociaal-culturele groepen of samenlevingen?) en vanuit een historisch perspectief (hoe is dit ontstaan en waar gaat het naartoe?)
In het onderstaande werken we de drie thema’s op zo’n manier uit dat ze naar ons idee zowel op zichzelf als in verbinding met praktische vaardigheden en attituden relevant zijn voor alle leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. We laten daarbij telkens ook zien welke perspectieven daarbij gehanteerd kunnen worden. Wij hopen dat deze uitwerking inspirerend is voor degenen die bezig zijn met de formulering van nieuwe eindtermen, en voor alle anderen die zich net als wij inzetten voor de ontwikkeling van het schoolvak.
1. Taalnormen
In aansluiting op de bereikte doelen in de onderbouw verwerven leerlingen een dieper inzicht in de manier waarop taal is opgebouwd uit vorm en betekenis (het systeemperspectief), en hoe beide in verschillende contexten kunnen variëren (individueel, sociaal-cultureel of historisch perspectief). Ze leren bewust om te gaan met taalnormen (conventies die gebruikelijk zijn in bepaalde contexten) en taalnormering (van hogerhand opgelegde regels voor taalgebruik). Daartoe dienen zij in staat te zijn om zelfstandig verschillende bronnen te raadplegen en te onderzoeken (zoals taal- en stijladviezen, grammatica’s en woordenboeken, de taalwerkelijkheid en het individuele taalgevoel), en de gegevens uit deze bronnen tegen elkaar af te wegen. Om dat te kunnen, hebben zij enige kennis en enig begrip nodig van de achtergronden van deze taalnormen en normering (zoals het begrip Nederlandse Standaardtaal, dialect en taalvarianten) en van de verhouding met sociale omstandigheden (zoals het inzicht dat het doorbreken van de Standaardtaalnorm in sommige sociale contexten ongewenst of juist gebruikelijk is).
Vaardigheden
- Herkennen en analyseren van relevante eigenschappen van taalvormen (klanken, woorden, zinnen, teksten) en de gevolgen voor de betekenis in verschillende betekenisvolle contexten.
- Opzoeken van taal- en stijlkwesties in relevante bronnen, en die bronnen beoordelen en tegen elkaar afwegen.
- Identificeren van relevante eigenschappen van de context en die bij hun afweging betrekken.
Benodigde kennis over taal en taalgebruik
- Kennis van de Nederlandse Standaardtaal en het bijbehorende spellingsysteem, inclusief een basale kennis van de ontwikkeling daarvan.
- Praktische en enige theoretische kennis van het (standaardtalige) systeem van klanken, woorden, zinnen en grotere tekstverbanden (fonetiek/fonologie, grafematiek, morfologie, syntaxis, semantiek, pragmatiek, beleefdheids- en begrijpelijkheidstheorie).
- Praktische en enige theoretische kennis over taalplanning en (automatische) in- en uitsluiting op basis van taalnormen (sociolinguïstiek).
- Globale kennis van taalvariatie in Nederland (dialecten, groepstalen).
Attitude
Een zelfbewuste, reflectieve en flexibele houding ten opzichte van taalnorm en taalnormering.
2. Meertaligheid
In aansluiting op de bereikte doelen in de onderbouw verwerven leerlingen meer inzicht in de mate en reikwijdte van taaldiversiteit in hun eigen omgeving en in de wereld (het sociaal-culturele perspectief). Ze kennen in grote lijnen de manier waarop taal zich over de wereld heeft verspreid (het historische perspectief) en hoe talen van elkaar kunnen verschillen en elkaar beïnvloeden. Ze begrijpen de ordening van talen in taalfamilies (het systeemperspectief) en de resultaten van taalcontact. Vanuit een meer individueel perspectief verwerven leerlingen inzicht in de wijze waarop taal geleerd en gebruikt wordt in een meertalige context, zowel door kinderen als door volwassenen. Ze hebben een globale kennis over de manier waarop meerdere talen naast elkaar bestaan in de menselijke hersenen, in interactie en in de samenleving.
Vaardigheden
- Herkennen en analyseren van patronen van ontwikkeling en verwantschap in de vergelijking van talen en taalvarianten.
- Herkennen van patronen van ontwikkeling bij eerste- en tweedetaalleerders.
- Herkennen van taalattituden en oordelen over talen en taalvarianten.
Benodigde taalkundige kennis
- Globale kennis van taalverwantschap (taaltypologie) en taalgeschiedenis (etymologie).
- Inzicht in eerste- en tweedetaalverwerving.
- Inzicht in de relatie tussen taal en hersenen.
- Praktische en enige theoretische kennis over taalcontact en taalverandering op macroniveau.
- Praktische en enige theoretische sociolinguïstische kennis over code switching, diglossie en meertaligheid.
Attitude
Een zelfbewuste, flexibele, reflectieve en respectvolle houding ten opzichte van meertaligheid.
3. Doelgerichte communicatie
In aansluiting op de bereikte doelen in de onderbouw verwerven leerlingen een dieper inzicht in doelgerichte communicatie. Zij begrijpen dat taal een instrument is waarmee je een beeld van de wereld en van jezelf kunt geven en waarmee je de gedachten en gevoelens van anderen kunt beïnvloeden (het individuele perspectief). Zij worden zich bewust van de functies van taal (inclusief het sociaal-culturele perspectief) en van de talige en tekstuele middelen die je kunt inzetten wanneer je wilt informeren, overtuigen, amuseren of instrueren. Zij kunnen onderscheid maken tussen verschillende genres en tekstsoorten (het systeemperspectief). Zij kennen de mogelijkheden en beperkingen van verbale en (audio)visuele communicatie en zijn zich bewust van de communicatieve functie van lichaamshouding en gebaren. Zij weten dat doelgericht taalgebruik (zowel de productieve als de receptieve vorm daarvan) een beroep doet op kennis, vaardigheden en houdingen van taalgebruikers.
Vaardigheden
- Herkennen en analyseren welke functies taaluitingen/teksten hebben.
- Herkennen en analyseren welke talige middelen worden ingezet.
- De doelgerichtheid van het eigen en andermans taalgebruik analyseren en evalueren.
Benodigde kennis van taal en taalgebruik
- Praktische en enige theoretische kennis van de relaties tussen taal en cognitie en taal en beleefdheid.
- Praktische en enige theoretische kennis van normen voor relevantie, betrouwbaarheid en passendheid van tekst.
- Inzicht in de aard van teksten (genres, tekstsoorten, tekststructuren).
- Inzicht in samenhang in tekst (alinea’s, tekstverbanden, cohesieve middelen, titels en kopjes)
- Inzicht in stijlmiddelen en hun effecten.
- Inzicht in de modale betekenislaag van taal en in retorica (argumentatiesoorten en -structuren, drogredenen).
- Inzicht in het belang van het ontwikkelen van bewuste taalvaardigheid.
Attitude
Een zelfbewuste, reflectieve en kritische houding ten opzichte van de functionaliteit van eigen en andermans taalgebruik.
Referenties
Curriculum.nu (2019). Leergebied Nederlands: Voorstel voor de basis van de herziening van de kerndoelen en eindtermen van de leraren en schoolleiders uit het ontwikkelteam Nederlands. SLO.
Meesterschapsteams Nederlands (2016). Manifest Nederlands op school.
Meesterschapsteam Nederlands (2018). Visie op de toekomst van het curriculum Nederlands.
Meesterschapsteam Nederlands (2021). Bewuste geletterdheid in perspectief: Kennis, vaardigheden en inzichten.
1 De grote opdrachten ‘Taalbewustzijn en taalleervaardigheden’, ‘Meertaligheid en cultuurbewustzijn’, en ‘Doelgericht communiceren’ uit de voorstellen van Curriculum.nu (2019) gaan ook vooral over deze thema’s.