•• Deze week vijf gedichten die zijn uitgezocht door dichter-schrijver Benno Barnard. Als derde een gedicht van Willem Jan Otten, met toelichting.
Willem Jan Otten richt zich in Gerichte gedichten (2011), uit welke bundel dit gedicht stamt, vele malen tot een ‘u’, in wie de lezer God herkent. Over zijn bekering in de jaren negentig– die evenveel verbazing en irritatie wekte als de bekering van T.S. Eliot in de jaren dertig – staan in dezelfde bundel deze grandioze regels:
Ik heb mij van u overtuigd
als een blinddoek van zijn oog,
[…]
Alle dichters zijn religieus, hoewel de meeste zich als atheïst beschouwen. Ze hebben de religie zo goed verstopt in metaforen en andere dichterlijke trucs dat ze die zelf niet meer terugvinden. Maar Otten gebruikt zijn vak om zijn onmogelijke onderwerp te lijf te gaan, niet het dogma maar God zelf.
U was al lezer dezes toen ik aap noot mies.
Toch hang ik hier mijn arbeid in uw oogopslaan,
uw ene tel zwijgend verstreken wiekend licht
dat in het overloopje van het eilandhuis
de Terugkeer van de jagers doet bestaan
tot in het minste vlekje zwarte verf
dat een gestruikeld kind beduidt ver op het ijs.
Willem Jan Otten (1951)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
tonada1933 zegt
Het zou toch aardig zijn iets meer te zegen over het eilandhuis en he schilderij van Breughel