•• Deze week vijf gedichten die zijn uitgezocht door dichter-schrijver Benno Barnard. Als laatste een gedicht van Willem van Toorn, met toelichting.
In de zomer van 2012 logeerden we met het hele gezin bij Willem van Toorn, de meest onderschatte dichter van ons taalgebied, en de maker van dit gedicht, dat in zijn bundel De dagen (2020) is opgenomen. Hij woont met zijn vrouw in de Berry, het geografische midden van Frankrijk. We bezochten samen het huis van George Sand. Dochtertje Anna was dol op Willem, die het trakteren niet kon laten, en liet zich ook door hem een beetje adopteren. Zes jaar later stierf ze in een auto-ongeluk in Amerika en veranderden wij in ouders die een kind hadden verloren dat haar ouders had verloren. Daarvoor bestaat geen weeshuis.
Anna
Waarom voel ik nog steeds hier aan mijn arm,
verdomme, soms met schrik je meisjeshand,
steun zoekend voor de lange steile klim
naar het hoge stenen viaduct van Cluis
waar al ruim anderhalve eeuw geleden
de stoomtrein door het dal reed. Wie weet
met aan een coupéraam mr. Gustave Flaubert,
op weg naar zijn bewonderde vriendin G. Sand,
‘dierbare, geëerde collega’, in Nohant. Ik denk
maar wat. Misschien omdat die oude twee hier nog
aanweziger zijn dan jij mocht blijven. En misschien
was het niet de klim waarvoor je toen steun zocht maar
je leven. Kind op bezoek, donkere prinses, in liefde aangenomen
weeskind uit een ver fabelland, met heel diep in je ogen
de vraag of daar een ander ik van jou voortleefde
en naar je hunkerde. Dat zul je nu nooit weten. In een bevroren
noordelijk land raakte je auto van de weg. Zo westers, zo modern
moest je einde zijn. Maar ‘Berusting is de slechtste van
alle deugden,’ schreef Flaubert aan Sand. Dus ligt je hand
soms ineens weer op mijn arm. Zodat je even niet dood bent,
maar lachend hier naast mij de helling op klimt
om neer te kijken in dit golvend land.
Willem van Toorn (1935)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Laat een reactie achter