Onder de titel In gekroonde stoeten stelde Aad Meinderts, directeur van het Literatuurmuseum, de geschiedenis van de P.C. Hooftprijs, de Theo Thijssenprijs en de Max Velthuijsprijs te boek. De door de Stichting P.C. Hooftprijs voor Letterkunde uitgegeven monografie biedt een informatief en vaak vermakelijk overzicht van de bewogen geschiedenis van vooral de P.C. Hooftprijs: eigenzinnige voordrachten, omstreden toekenningen, geruchtmakende weigeringen (Hermans, Wolkers). Zoals Jessica Voeten eens opmerkte: “Het is wat, met die P.C. Hooftprijs.” Dat was een paar jaar nadat haar moeder, Marga Minco, de prijs in ontvangst had genomen. Ik mocht dat jaar (2019) de jury voorzitten. De onvermoede gevolgen van de voordracht zijn elders, en worden in het boek van Meinderts opnieuw, opgetekend.
Veel is wel bekend, maar het stond niet eerder zo goed bij elkaar. Uiteraard gaat het ook over de voordracht van Hugo Brandt Corstius, die minister van Financiën Onno Ruding had uitgemaakt voor “de Eichmann van onze tijd”, waarna Rudings partijgenoot Elco Brinkman, als verantwoordelijk minister, weigerde om de voordracht van de jury over te nemen. Einde staatsprijs, maar in geprivatiseerde vorm en met overheidsgeld kon zij worden voortgezet.
Klap in zijn gezicht
Aad Meinderts serveert veel aardige weetjes. Zo kreeg de katholieke historicus L.J. Rogier de prijs in 1954 voor slechts drie hoofdstukken van zijn boek In vrijheid herboren. Katholiek Nederland 1853-1953. Vanaf 1956 werd de prijs toegekend aan een oeuvre. Anna Blaman was de eerste die daarvan profiteerde.
Alles goed en wel. Maar het gaat natuurlijk om de kus. Ja, die van Gerard Reve aan minister Marga Klompé in 1968 in het Muiderslot – een momentum in de literatuurgeschiedenis van de jaren zestig, toen alle gezagsverhoudingen zouden kantelen. Een iconisch moment. Tegencultuur!
Maar Reve was de eerste niet. Want wie ging hem voor? Anton van Duinkerken! Dat was in 1966. Meinderts: “Maar dat veroorzaakte geen rumoer: Van Duinkerken was katholiek én hetero.” Dat er geen televisieploeg was, zal ook wel een verschil hebben gemaakt. Overigens was minister-president Piet de Jong stomverbaasd, zo vertelde hij nog in 2006 in een televisiedocumentaire over Marga Klompé, die ik terugvond op internet: “Het flitste door mijn hoofd: nou kan ik hem een klap in zijn gezicht geven en ik kan ook net doen of het gewoon is, en dat laatste heb ik maar gedaan.”
Prijzencircus
Maar wat we echt willen weten is natuurlijk wie nu eigenlijk wie kuste? Wie nam het initiatief?
Even terugkijken naar beelden uit 1968. Ja, Reve toch. Maar het was de minister zo te zien niet onwelgevallig.
Over de kus van twee jaar eerder verschillen de historici van inzicht. Volgens Meinderts kusten zij “elkaar”. Daar kun je alle kanten mee uit. Biograaf Michel van der Plas beschrijft een tijdens de plechtigheid wat afwezige Van Duinkerken. “Maar hij leefde op bij de eigenlijke uitreiking door minister Klompé, die hem kuste”. U leest het goed!
Zou Gerard Reve gedacht hebben, “dan ik ook”? Had zijn geleerde broer Karel, lid van de jury die de prijs aan Van Duinkerken toekende, hem bijgepraat? Hoe dan ook: voor de minister was de kus van Reve geen debuutzoen.
In colleges over literaire prijzen moedig ik studenten aan om ook de rituele, performatieve en mediale aspecten van ‘het prijzencircus’ goed te bestuderen. Het boek van Meinderts biedt ook in dat opzicht een welkome bijdrage.
Laat een reactie achter