Pim Lammers, een van de meest getalenteerde jeugdauteurs die onze literatuur rijk is, trok zich afgelopen weekend terug als dichter van de Kinderboekenweek 2023. De reden: een reeks doodsbedreigingen en lasterlijke uitspraken over zijn vermeende pedofilie, op basis van het kortverhaal Trainer dat hij in augustus 2016 publiceerde in het culturele internetmagazine De Optimist. In dat verhaal gaat het om een jonge voetballer uit de D-junioren die seksueel contact heeft met zijn trainer – een man met zware aftershave die de leeftijd heeft van de vaders rond het voetbalveld.
Stilistisch gezien is Trainer geen opzienbarend verhaal, maar het onderwerp schuurt natuurlijk wel – zoals het dat ook doet in de briljante romans van Inge Schilperoord (Muidhond, 2015) en Marieke Lucas Rijneveld (Mijn lieve gunsteling, 2020).
Fluittoon
In Lammers’ geval komt het ongemak vooral voort uit de gekozen vertelstem, want de auteur laat de betaste jongen aan het woord via een personaal perspectief. En dan blijkt het kind de aanrakingen niet gelaten te ondergaan, maar er al tijdens de training naar te verlangen. Lammers schetst dus een jongen met een ontluikende seksualiteit die niet lijkt door te hebben dat hij slachtoffer is van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
In de laatste alinea van het verhaal wordt echter maar al te duidelijk hoezeer we het gedrag van de trainer moeten veroordelen. Juist als de volwassen man aan de onderbroekrand van de jongen zit, schrijft Lammers namelijk: ‘De schelle fluittoon komt onverwachts’ – waarop de vingers zich terugtrekken. Die ‘schelle fluittoon’ klinkt niet alleen op het voetbalveld, maar verbeeldt ook de norm die hier binnen de verhaalwerkelijkheid overschreden wordt.
Wie het verhaal Trainer leest, moet constateren dat Lammers met literaire middelen als perspectief en dubbelzinnig taalgebruik (de meerduidige ‘fluittoon’) reflecteert op een psychologisch ingrijpend thema dat ook maatschappelijk zeer gevoelig ligt.
Ongepast
Dat radicaal-rechtse en christelijk-conservatieve betogers hem nu wegzetten als iemand die pedofilie ‘verheerlijkt’, is werkelijk een gotspe. Dat getuigt er niet alleen van dat zij Trainer – dat nota bene niet eens voor kinderen is bedoeld – zeer slecht gelezen hebben, maar laat bovenal zien dat zij niets begrepen hebben van het onderscheid tussen fictie en werkelijkheid. Al hád de auteur Lammers een verhaal geschreven vanuit de psychologie van een pedoseksueel personage, dan nog had dat niets gezegd over de particuliere opvattingen (laat staan: gedragingen) van de burger Lammers.
Niets in de recente Kamervragen van Wybren van Haga over de aanstelling van Lammers als dichter van de Kinderboekenweek wijst erop dat deze volksvertegenwoordiger ook maar iets van die literaire kwesties heeft begrepen.
Zijn zesde vraag luidde bijvoorbeeld: ‘Bent u niet van mening dat het werk van Lammers, niet alleen zijn boeken voor volwassenen, maar juist ook zijn kinderboeken die regelmatig gaan over seksualiteit in een soms controversiële context, ervoor zorgen dat (jonge) kinderen blootgesteld worden aan zaken en informatie die ongepast en pedagogisch onverantwoord zijn?’
Elitarisme
Alleen al de feitelijke onjuistheid (Lammers publiceerde om precies te zijn nul ‘boeken voor volwassenen’) laat zien dat Van Haga maar half weet over wie hij spreekt. Het idee, intussen, dat kinderen via Lammers’ kinderboeken ‘blootgesteld’ worden aan ongepaste kwesties – zoals genderidentiteit en homoseksualiteit – reduceert (kinder)literatuur tot een politiek opvoedmiddel en ontdoet haar van alle (esthetische en morele) gelaagdheid.
Een dergelijke stellingname heeft bovendien iets schizofreens, want als literaire klassiekers als Wolkers’ Turks fruit worden bekritiseerd om de misogynie van de hoofdpersoon, staan conservatieve denkers vooraan om de noodtoestand van een cancelcultuur uit te roepen (Telegraaf-publicist Sebastien Valkenberg opent er zelfs zijn boek Policor in de polder (2021) mee). In die gespleten toestand zijn literaire auteurs en hun teksten stilaan de inzet van een gepolariseerde samenleving geworden, waarin tekstinterpretaties worden gebaseerd op onderbuikgevoelens in plaats van gedegen leeswerk. Cynischer en schrikbarender kan de ontlezing zich nauwelijks manifesteren.
Om die reden moeten curriculumontwikkelaars nu doorpakken: zet in het onderwijs steviger dan ooit in op geletterdheid en leer elk kind wat het verschil is tussen een literair verhaal en de werkelijkheid. Een samenleving waarin schrijvers doodsbedreigingen krijgen, kan het zich niet permitteren om alleen literatuur te laten doceren aan bovenbouwleerlingen havo en vwo. Van dat elitarisme krijgt Pim Lammers nu de rekening gepresenteerd – en dat terwijl zijn recente gedichten in Ik denk dat ik ontvoerd ben (2022) bij uitstek geschikt zijn om het literatuuronderwijs te verrijken, vanaf de basisschool aan toe.
Dit stuk verschijnt ook in de Volkskrant
Henk Maertens zegt
Ik ben het helemaal eens met de strekking van wat Jeroen Dera schrijft. Anderzijds vind ik het verhaal van Pim Lammers nu ook weer niet zo sterk geschreven, en stel ik me vragen bij de “literaire middelen” die Dera hem toeschrijft. “In de laatste alinea van het verhaal wordt echter maar al te duidelijk hoezeer we het gedrag van de trainer moeten veroordelen. Juist als de volwassen man aan de onderbroekrand van de jongen zit, schrijft Lammers namelijk: ‘De schelle fluittoon komt onverwachts’ – waarop de vingers zich terugtrekken. Die ‘schelle fluittoon’ klinkt niet alleen op het voetbalveld, maar verbeeldt ook de norm die hier binnen de verhaalwerkelijkheid overschreden wordt.” Echt? De scheidsrechter fluit af, de fluittoon komt onverwachts omdat de jongen helemaal opging in wat er gebeurde en de vingers trekken zich terug omdat alle spelers van het veld komen. De fluittoon lees ik gewoon als een intrusie van de buitenwereld in de cocon waarin de jongen zich laat inspinnen. Ben ik een slechte, symboolblinde lezer als ik niet vind dat de schrijver of de maatschappelijke norm hier op het fluitje blaast?
Jeroen Dera zegt
Voor mij (en een hoop anderen, merk ik aan reacties die ik kreeg) heeft een fluittoon de connotatie van het overtreden van een regel. Maar natuurlijk: het gaat om connotatie, dus om een betekenislaag die niet iedereen direct zal zien en die per interpretatiegemeenschap zal verschillen. Los daarvan zijn er ook wel andere verteltechnieken die afstand tussen de jongen en de trainer benadrukken (aftershave vs het drinkpakje, bijvoorbeeld), en aan het eind is er reden tot feest voor de andere jongens (wellicht dus niet de jongen vanuit wie we kijken, is dan de suggestie – ook iets wat je op meerdere manieren kunt lezen)
Kortom: zo klip en klaar is het hier allemaal niet, lijkt mij.
Henk Maertens zegt
Wat ik bedoel: er ligt geen bijzondere interpretatiedruk op dat detail van het “schelle fluitje”. En als in het verhaal een voetballer van 22 met z’n vriendinnetje van 19 aan het rommelen was geweest, had je in dat fluitje toch nooit “een norm” gehoord “die hier binnen de verhaalwerkeljikheid overschreden wordt”? Waarom nu dan wel? Blijkbaar vind je het erg belangrijk en nodig dat de tekst zelf je heel duidelijk signaleert dat we het gedrag van de trainer moeten veroordelen? Waarom?
Jeroen Dera zegt
Dit verhaal gaat niet over een voetballer van 22 met zijn vriendinnetje van 19, dus dat is een vreemde vraag. De complete situatie (incl. personage-opbouw, zie ook de reactie van Margaretha hieronder) zou dan anders zijn geweest. Maar zelfs al zou er sprake van zijn dat de vingers van een 22-jarige zich subiet terugtrokken bij een schelle fluittoon: dan nog is het kennelijk zo dat je niet met betasten doorgaat als het spel stopt en de aandacht van de toeschouwers niet langer bij de bal is. Kortom: ook daar zit een norm.
Voor mij is dit geen ‘detail’; het is het moment waarop de opgebouwde spanning wordt afgekapt, en dat helemaal aan het slot van de tekst – waarbij je als lezer (ik tenminste) vol walging/ongemak toekijkt. Dit verhaal drijft op een discrepantie tussen wat de volwassen lezer weet (grooming, grensoverschrijdend gedrag) en wat het kind in kwestie ervaart (seksuele ontluiking, opwinding). Mede daardoor is die fluittoon geen ‘detail’ zonder ‘intepretatiedruk’: de toon wordt gefocaliseerd vanuit de jongen, die niet met die maatschappelijke norm bezig is. De vingers die zich automatisch terugtrekken (hier niet voor niets subject, lijkt mij), zijn van een man die dondersgoed weet om welke norm het gaat, die bovendien weet dat de blikken nu niet langer op het voetbalspel gericht zijn. Alle ouders staan rond het veld, en toch gebeurt dit.
Overigens vind ik het niet ‘erg belangrijk’ dat de tekst ‘heel duidelijk signaleert dat we het gedrag van de trainer moeten veroordelen’. Ik geloof echter niet dat die connotatie van die fluittoon – in combinatie met de andere zaken die ik hier noem – zomaar genegeerd kan worden in een close reading van deze tekst. En daarom is het des te idioter dat Lammers deze verwijten aangewreven krijgt. Dat had ik intussen net zo goed gevonden als er niet een impliciete kritiek op grensoverschrijdend gedrag in het verhaal gezeten had.
Henk Maertens zegt
Bedankt voor je uitvoerige reactie. Full disclosure: ik ben geen literatuurwetenschapper of docent, alleen maar een gewone lezer. Ik geloof dat het me een beetje stak dat je me in je oorspronkelijke tekst minstens impliciet een gebrekkige lectuur aanwreef, omdat ik niet meteen meeging in de connotatie fluittoon = overtreden van een regel. En dan vraag ik me toch wel een beetje af of aan de interpretatie (en dus de interpretatiedruk) niet de behoefte voorafgaat om in de tekst duidelijk een veroordeling van een overtreding gesignaleerd te zien?
Margaretha zegt
Ik heb het verhaal ook gelezen als een impliciete afkeuring, temeer daar Lammers de trainer al gauw van foute trekjes voorziet; zo deinst die er niet voor terug om een ander voor ‘blinde homo’ uit te schelden.
De schelle fluittoon en de hand die zich haastig terugtrekt duiden er nogmaals op dat de trainer willens en wetens verkeerd bezig is, hoe aangenaam het onzekere kind de fysieke sensaties ook mag vinden.
Overigens heb ik onder conservatieve christenen verrassend veel mensen gezien die het voor Lammers opnemen. Weliswaar heeft Civitas Christiana de discussie met veel bombarie aangezwengeld, maar dan hebben we het over een militante reactionaire beweging binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Een beweging ook die in 2014 al campagne voerde voor het behoud van Zwarte Piet (de theologische onderbouwing is mij niet duidelijk) en bovendien warme banden onderhoudt met radicaal rechts.
Eva zegt
Ja, daar staat extreemrechts om bekend, dat ze zich in de eerste plaats organiseren tegen de intentional fallacy. Wat een gedepolitiseerde analyse dit, en wat een onmacht je effectief te scharen achter de LHBTI-gemeenschap. Die is nl het echte doelwit, niet “de fictie”.
Jeroen Dera zegt
Zeker, heb ik gisteren ook benoemd in De Standaard en een interview in Trouw (zie hier: https://m.standaard.be/cnt/dmf20230206_98004131 en hier: https://www.trouw.nl/cultuur-media/om-pim-lammers-verhaal-over-pedofilie-echt-te-begrijpen-moet-je-oog-hebben-voor-zijn-literaire-middelen~b4ec092c/)
In dit stuk inderdaad een andere focus, omdat ook die rol van literatuuronderwijs mi belangrijk is in deze context.
pieterolderikkert zegt
Voor wat het waard is (omdat ik het ongevraagd tegen mensen in mijn omgeving zeg): ik ben het eens met Dera’s lezing dat de trainer al dan niet impliciet negatief wordt neergezet (of in ieder geval in zijn contact met Jasper). De fluittoon kan inderdaad als alarmerend/overtredend worden opgevat. Waar ik vooral vragen bij heb – ik ben benieuwd hoe anderen dat zien – is dat het weliswaar om een personaal perspectief gaat maar de focalisatie voornamelijk bij Jasper ligt. Hoewel de handelingen van de trainer daadwerkelijk benoemd worden vroeg ik mij af of we hier te maken hebben met een betrouwbare focalisator. In hoeverre is de verteller betrouwbaar als de focalisatie bij een kind ligt dat verlangens voor de trainer koestert? Juist die discrepantie maakt het verhaal zo gelaagd.
Margaretha Coornstra zegt
Dat perspectief van het kind is precies wat mij ontroert; een prepuber die zijn trainer vereert en tegelijk zijn eigen emoties en sensaties nog niet kan identificeren. Speelt zijn kordate vader ook een rol? (“…Hoewel zijn moeder het [voetbal] niets voor hem vond, zei zijn vader dat het mocht, zolang hij er minstens één jaar op bleef.”) Komt het doordat de trainer alles is wat dit schuwe en motorisch kennelijk wat onhandige jongetje zelf niet is? Het blijft gissen. Ik vind het een subtiel verhaal.
H. BEURSKENS zegt
Als er ‘close reading’ moet plaatsvinden en aandacht moet zijn voor ‘literaire middelen’, waarom gaat het dan alleen over het symbolisch, dus moralistisch (willen) interpreteren van het fluitje dat slechts het einde van de wedstrijd aangeeft en niet voor een overtreding op het veld klinkt? ‘Slechts’, want het fysieke contact tussen trainer en pupil is daarmee nog niet ten einde, integendeel. Die Jasper gaat nog niet ‘naar huis’ met de laatste woorden van de tekst, de ‘verhaalwerkelijkheid’ is nog niet ten einde met de slotpunt. De trainer heeft de jongen immers gevraagd hem ‘straks weer met het opruimen van de ballen’ – over symboliek gesproken! – te helpen, met ongestoorde contactmogelijkheden, zoals al eerder, ‘in de berging achter het veld’. En waar blijft de toch meer dan vette suggestie van Jaspers erectie (niet die van de trainer) die moet worden gecamoufleerd? ‘Snel haalt hij een van de ballen uit het net naast de bank en houdt hem voor zijn kruis. Pas bij de kleedkamers heeft hij hem niet meer nodig.’ Als lezer kun je moreel vinden van die trainer wat je wil, feit lijkt me dat dit proza een jongetje neerzet met een neiging die veel andere jongetjes vreemd zal zijn.
Jeroen Dera zegt
Hoi Huub,
Het seksueel contact zal inderdaad gaan plaatsvinden, lijkt mij. Maar dat doet aan de connotatie van die fluittoon toch niets af? Het kind in dit verhaal verlangt naar de trainer, dat staat toch ook gewoon in mijn stuk (dat overigens geen close reading is, daarvoor is echt geen ruimte in de krant)
Groetjes!
Jeroen
Margaretha zegt
Ja, ik herken wat je beschrijft, H. Beurskens. En nee, ik vrees dat ik dit anders zie. Jasper is voor mij geen jongetje ‘met een neiging die veel andere jongetjes vreemd zal zijn’. Dit jongetje is verliefd zonder dat hij er de woorden voor heeft, zoals je als scholier verliefd kunt zijn op een docent zonder het volledig te beseffen. Gezien het leeftijds- en machtsverschil plus de onbenoemde eenzaamheid maakt hem dat afhankelijk. En ja, hij raakt seksueel opgewonden van de aanrakingen door degene op wie hij verliefd is. Hoe afwijkend is dat bij een 12-jarige?
By the way, ik ben geen neerlandica, maar een gesjeesde psychologe
Anke Cuijpers zegt
Mij lijkt het ontdekken van seksualiteit ook helemaal niet zo afwijkend voor een 12-jarige. Zoals ik het lees, is het niet alleen het schelle fluitje zelf, maar vooral ook het snelle terugtrekken van de hand waarin de moraliteit opduikt. De trainer wil niet betrapt worden, zijn reactie laat zien dat hij wel weet dat hij grensoverschrijdend bezig is. Al met al een gelaagd verhaal.
Jeroen Dera zegt
Inderdaad. Er staat ook dat “de vingers” zich terugtrekken, wat het reflexmatige onderstreept.