Ik ken Evi Aarens. Of liever gezegd, zij kent mij. Wij corresponderen. Over de mail.
Ik vraag haar advies. Over Engelse constructies die ik tegenkom en waarvan ik vermoed dat er iets vreemds mee is. Meestal iets fouts. Pleonasmes of dubieuze woordcombinaties die ik bij een alom gevierde ‘bestsellerschrijver’ tegenkom bijvoorbeeld.
Bij wie ik frases lees als ‘the generally accepted consensus’, of ‘violently killed by axe blows on his head’, of ‘friendly fire dropped by their own collegues’. Dingen die pas opvallen als je ze moet vertalen.
Is dat normaal in het Engels, dergelijke afgrijselijke pleonasmes? Kan dat zomaar? Kijken zij daar aan gene zijde van de Doggersbank er anders tegenaan dan wij?
En zij antwoordt. Nee, zegt zij. Die zinsnedes zijn ‘allemaal behoorlijk cringy en toe-bending’ en ‘lachwekkend in hun pleonastische onnozelheid’.
Wat goed om te weten is.
Dus wij communiceren, Evi Aarens en ik.
Ik neem dan ook aan dat ze bestaat.
Voor het eerst hoorde ik van Evi Aarens van meestervertaler Ard Posthuma. (Ik moet hier enigszins in detail treden. Immers: slimme leugenaars geven details, de slimste niet. En zo slim ben ik niet.)
Ard vroeg mij in een PS in een mail wat ik van Evi Aarens vond.
Nou, niets, want ik wist niet wie het was. Ik zocht het op en kwam erachter dat niemand wist wie het was. Bestond ze eigenlijk wel? Of was ze Een Ander? En zo ja, Wie?
Vervolgens mailde Ard vanuit een jongleercentrum in Schiermonnikoog dat Evi Aarens de Nijhoffprijs verdiende (dat is de Nobelprijs voor vertalers in Nederland), ‘samen met jullie’ – waarbij die ‘jullie’ stond voor Erik Bindervoet en mij vanwege al het Joyceaanse, Beatleaanse en Dylaneske werk wat we gedaan hebben.
Dus ik mailde Ard stante pede terug: ‘Jamaar wie is Evi Aarens? Iedereen moet hem krijgen, die prijs! En jij helemaal!’
(Ard is namelijk aantoonbaar de beste poëzievertaler van Nederland – hij wint op zijn sloffen alle anonieme Nederland Vertaalt-wedstrijden en dat uit een keur aan talen en wel met zo’n overmacht dat hij van de organisatie zelfs al een paar jaar niet meer mee mag doen, of alleen buiten mededinging, kun je nagaan.)
Waarop Ard, nog steeds op het zonnige maar piezelende Waddeneiland (het was half juni 2021), antwoordde: ‘Volgens mij ben jij dat.’
Mooie boel. Konden we meteen twee kandidaten afstrepen. Mits geen van beiden loog natuurlijk, wat nog maar helemaal de vraag is.
Ik besloot het er voorlopig op te houden dat Evi Aarens Evi Aarens was. Geen overhaaste conclusies trekken. En heeft iemand soms het recht niet om Evi Aarens te heten? En zelfs Evi Aarens te zijn? Toch?
Een tijdje later kreeg ik over de mail zelf bericht van haar. Ik had me namelijk ingeschreven op haar elektronische nieuwsbrief en dat had ze kennelijk gezien.
Ze wees me op het eennalaatste sonnet van haar sonnettenkranskrans Disoriëntaties, waarin de vloeibare heldin van Joyce z’n Finnegans Wake, Anna Livia Plurabelle, haar opwachting maakt, met woorden die Erik en ik haar in vertaling in de mond hadden gelegd:
Incipit vita nova. ‘Wasje wis je!’
‘Je lachje dood asje het eenmaal hoort!’
‘Het is een meid die als een koppig visje
De stroom opzwemt en zich aan niemand stoort!’
En in dat sonnet ook de annaliviaanse regel: ‘O, zeg me alles over Evi Aarens!’
Voorwaar profetische woorden…
Als dank of misschien wedergoedmaking voor dit ongegeneerde jatwerk kregen we beiden een exemplaar van de zojuist gepubliceerde krans opgestuurd, ‘ter viering van onze gezamenlijke joyeuze literatuuropvatting en ter lering en vermaak der mensheid’.
Dat was aardig.
Iets later kregen we zelfs een bijzonder verzoek. (Ik moet aantekenen dat alles wat ik hier opschrijf niet allemaal – of allemaal niet – waar hoeft te zijn. Niet dat het dat niet is, maar ik waarschuw maar. Misschien ben ik het zelfs wel niet die dit schrijft. Ik heb tenminste dat vermoeden wel eens. Dat niet ik het ben maar iemand die zich bedient van mijn naam.) Het verzoek was of Erik en ik de honneurs voor haar wilden waarnemen bij de te verwachten storm aan media-aandacht voor haar baldadige debuut. Ze was op zoek naar ‘een parmantig duo dat namens mij de talkshows en barricades der lage landen wil bestormen’ aangezien zij zelf wegens studieuze verplichtingen in ’t Engelland vertoefde.
Erik liet de noodkreet onbeantwoord maar ik reageerde onmiddellijk met een geestdriftig en hartgrondig ‘neen’. Ik ben daar gek. De zotskap opzetten. Dat doe ik nog niet eens voor mezelf, laat staan voor anderen. Bovendien had ik ook bezigheden buitenslands.
Intussen had ik ze gelezen, de 211 kloeke tegels van jeugdige wijsheid uit de diepste krochten van de oerknal, en ik kon me er bewonderend over uitlaten: wat een eep van Eev! Wel miste ik, schreef ik, de dieren: het was wel erg op de wederwaardigheden van onze eigen ellendige tweevoeter gericht, vond ik. Maar dat zag ik verkeerd: Disoriëntaties zat tjokvol dieren, bijvoorbeeld alleen al de drie zoogdieren van Hamlet, de kameel, de walvis en de wezel, die in het Engels allemaal de klinkers ‘e’ en ‘a’ in zich dragen, net als Hamlet zelf – letters die niet toevallig ook haar eigen initialen waren, E.A.
En Evi Aarens zou niet bestaan? Ga toch weg! Q.E.D!
Er leek inmiddels een hele heksenjacht uitgebroken op degene die zich achter die naam zou verschuilen.
Helemaal toen Jeroen ‘Falderal’ Dera zich met bulten geslagen, verontwaardigd spuitend en als een blojan uit een bij voorbaat verloren discussie met Evi Aarens wurmde door schielijks van onderwerp te veranderen (het ging over de eenvormige staat van het Nederlandse poëzielandschap anno nu) en ineens de authenticiteit, ja het hele bestaan van zijn discussiepartner in twijfel ging trekken. (Dit geschiedde op de Neerlandistiek-website, men herinnert zich het nog goed.)
Ik vond het jammer dat de neerlandicus de stekker eruit trok, want het was wel wel leuk om hem te zien kronkelen. (Ik weet het, het klinkt niet aardig van mij, maar om met Hamlet te spreken: als ik dit gezegd heb, ben ik het niet die dit gezegd heb, of ook wel, rimbaldiaans: je is een ander.)
Daarom probeerde ik, onder mijn eigen naam – of in ieder geval onder een als die van mij herkenbare naam – het vuur van de discussie weer aan te wakkeren in de commentaren beneden, wat me in de mail op een uitbrander van Evi kwam te staan: ‘Ga jij je er nou ook mee bemoeien?’ schreef ze me op 26 november 2021. Waarop ik naar eer en geweten terugschreef dat ik het alleen deed om het lijden nog wat te rekken. Weer niet aardig van mij, ik geef het toe, maar het was wel zo.
Intussen waren de doelpaaltjes verzet, was de aandacht afgeleid van de zaak zelf en ging het allang niet meer over de poëzie maar over wie Evi Aarens was. Alsof je oud en dik en langharig en een man moest zijn om die daverende sonnettenkranskrans te schrijven. Alsof het juist de jeugd niet is die kunststukjes flikt, heksentoeren uithaalt, teveel hooi op de vork neemt en zich aan onmogelijke projecten waagt.
Wat is dat voor achterhaald ageisme, seksisme en whathaveyou voor ismen?
Een mens moet toch het recht hebben om te zijn wie hij of zij is, ook zonder naam en toenaam te geven. Maar nee: als je niet wil zeggen wie je bent, moet je automatisch een ander zijn. Als je geen zin om met je kop op het internet te verschijnen, ben je automatisch een mystificatie van een ander.
Maar wat is een ander? Een ander is dezelfde met een andere naam, niet meer. (Ook rein boeddhistisch beschouwd natuurlijk. Tat tvam asi, wat voor de gelegenheid veranderd kan worden in tat tvam aso.)
Wat schiet je ermee op als je iemands echte naam kent? Ken je hem of haar dan plotseling wel, of beter? Evi Aarens is hetgeen ze schrijft, is dat niet genoeg dan?
En in een flits van inzicht begreep ik dat hieruit eens te meer blijkt dat het de meeste mensen – Jeroen Dera en de hijgerige heksenjagers voorop – om de poppetjes gaat en niet om de literatuur. De edele motieven die ze van zichzelf kennen (of niet willen kennen maar wel hebben), namelijk dat het alleen maar gaat om jezelf, om louter egomanisch je eigen miserabele ik op de voorgrond te dringen en te duwen en te ellebogen, dichten ze vanzelf ook toe aan de hele godganse wereld. Iedereen is zoals zij.
Het is onmogelijk dat Evi Aarens niet zichzelf en zichzelf alleen wil promoten met haar Disoriëntaties. Het is onmogelijk dat zij het boek om der literaturen wille schreef en niet om bejubeld en bewonderd te worden. Je schrijft immers opdat er van je gehouden wordt. Je schrijft om de aandacht op je eigen geniale zelf te richten. Kijk mij eens! Een boek! Zelf geschreven! Ben ik niet goed? Draag mij op handen!
Hoe zeggen de Engelsen dat ook weer? It takes one to know one. Ofwel: wat je zegt ben je zelf met je kont door de helft met je kop door de muur ben je morgen lekker zuur.
Voor Jeroen Dera en de zijnen blijkt de hele literatuur niet meer dan een façade, een schaamlap waarachter de nieuwsgierige aagjes hun tandenknarsende, immer ontevreden en gekrenkte en zich tekort gedaan voelende ego verbergen.
Het zou triest zijn als het niet zo grappig was.
Op die menselijke, al te menselijke mentaliteit is Evi Aarens een van de zeer weinige uitzonderingen, en dat is me uit het hart gegrepen.
Evi Aarens, c’est moi.
Verwijzingen. Bovenstaande is de inzending ondertekend door Robbert-Jan Henkes aan de Grote en Eenmalige Evi Aarens Essaywedstrijd, uitgeschreven door Jong-Neerlandistiek, zie hier. Ze waren blij met de inzending, hoorde ik viavia Evi Aarens, maar vonden het jammer dat het weer een man van middelbare leeftijd was die zich geroepen voelde zich ermee te bemoeien: ze hadden gehoopt een wat jonger en diverser segment aan te boren met hun prijsvraag. Tja, sorry. Geen wonder dat ik mijlenver naast de hoofdprijs greep. Te oud! Te man! Als ik het juryverslag juist interpreteer (hier), zijn er heel weinig inzendingen geweest, ik schat twee, anders deden ze niet of het er zo veel waren en hadden ze het aantal gewoon genoemd.
De discussie in november 2021 op Neerlandistiek, tussen Evi Aarens en Jeroen Dera, begon hier en ging hier en hier verder. Onder deze handdoek in de ring van Jeroen Dera staat de ‘het lijden proberende te rekken’ opmerking. De laatste brief van Evi Aarens, Met Jeroen Ondecjeplecjus Dera naar Gedichtistan, staat hier.
Laat een reactie achter