•• Vier reigergedichten uit vogelbloemgedichtenlezing Van vogels krijg je nooit genoeg.
De oude reiger
Dit wordt zijn laatste jaargetijde,
de anderen zijn op reis.
Hij lijkt het lijdzaam te verbeiden,
uitkijkend over dode weiden,
behoedzaam stappend over ‘t ijs.
Totdat hij godverlaten krijst.
Willem Wilmink (1936-2003)
•••
Landende reiger
Hij remt zijn kalme regelmaat
reiger die laag over water traag
met zijn poten slipt omdat er even
tussen oog en oor iets
glimpt in het gladde oppervlak
iets waarvoor
hij staat —
nu nog
Bernlef (1937-2012)
•••
Blauwe reiger
In sjofele loodgrijze smoking
schrijdt hij door de sloot,
verschrikker, namaakooievaar
een heer die nauwgezet zijn poten
licht, zich opzet tot stramme
clochard, engelengeduldig aast.
Vliegt met ingetrokken hals,
onschuld veinzend vistuig.
Victor Vroomkoning (1938)
•••
Reiger in de winter
De buitenstaander klampt zich vast aan
zijn karkas; harnas van onverschilligheid.
Wat hier staat, vraagt niet om genade.
Iets diep vanbinnen stilt de tijd.
Amper herinnering. Bewegend wit.
Hij weet het niet; hij slaat maar gade.
Harmen Wind (1945-2010)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter