Wat heb ik woensdagavond veel plezier beleefd aan de uitvoering van ‘Mariken van Nieumeghen’, voor een volle toneelzaal op de campus, door de SVN, de studentenvereniging Nederlands uit Nijmegen!
Een echt mirakel heb ik altijd de snelle opkomst van ‘Mariken’ als canonieke tekst gevonden. De ‘Mariken van Nieumeghen’, zoals wij haar kennen van de schooledities, is gebaseerd op de postincunabel die de Antwerpse drukker Willem Vorstermans rond 1515 drukte. Van die druk (van waarschijnlijk 300-500 stuks) is één exemplaar bewaard gebleven, dat in 1904 door neerlandicus P. Leendertz ontdekt en gepubliceerd werd. Na bijna 400 jaar stilte was Mariken plots overal. In november 1908, maar vier jaar na Leendertz’ editie, voerde de ‘Rotterdamsche Onderwijzers-Toneel-Vereeniging’ het stuk voor het eerst uit, eerst thuis en later met een tournee die ook Nijmegen aandeed. In 1920 bracht het ‘Amsterdamsch Schouwtoneel’ de eerste professionele ‘Mariken’ op de planken.
Zo begon de uitvoeringspraktijk van ‘Mariken’ die dus doorduurt tot de dag van gisteren. Het zou mij niet verbazen als ‘Mariken van Nieumeghen’ de klassieker uit de Nederlandse letterkunde is met de meeste uitvoeringen, bewerkingen en andersoortige adaptaties in de moderne tijd.
De Nijmeegse studenten kozen voor een zeer vrije (en zeer geslaagde) nieuwe interpretatie van het spel. In de pauze hoorde ik iemand zich hardop afvragen of een toeschouwer die de oorspronkelijke ‘Mariken’ niet of nauwelijks kende wel in de gaten zou hebben dat dit een bewerking van het stuk was. Voor de kenners en liefhebbers zaten er intussen voldoende kleine en grotere verwijzingen naar de echte ‘Mariken’, om te beginnen de grote verhaallijn, die vanaf Nijmegen via Den Bosch naar Antwerpen loopt en weer terug (met in de tekst kleine hints naar de voortgezette reis van de ‘echte’ Mariken naar Keulen en Rome). En verder tal van grappige kleine details, zoals de boeken die Mariken uitpakt in haar nieuwe kamer na haar verhuizing: bovenop het stapeltje pontificaal de vuurrode (en allerbeste) Mariken-editie van Dirk Coigneau. Moenen heet in de bewerking ‘Joost’, zoals bekend een oude benaming voor de duivel (‘Joost mag het weten’) en als Marieke haar naam aflegt heet ze voortaan, in plaats van het wat ouderwetse Emmeken, ‘Emma’.
De opbouw van de Nijmeegse versie is vernuftig. Het stuk opent met twee acteurs in traditionele middeleeuws ogende kledij die in dialoogvorm een stuk authentieke Mariken voordragen in de oorspronkelijke taal. Al snel realiseren de acteurs (die we later het wagenspel zullen zien opvoeren) dat dit niks is voor de hedendaagse toeschouwers en zien we plots Mariken als wat naïeve studente anno 2023, die zich moet bewijzen in een vriendengroepje. Zowel Mariken – Emma dus – als Moenen – Joost – overtuigen in dit stuk: Emma als verlegen meisje dat in Antwerpen, onder invloed van de duivel, verandert in een overtuigend, boosaardig fatale-vrouwachtig persoon; Joost als een overdonderende praatjesmaker, foute man, player, lover boy. Hiermee wil ik overigens geen van de andere spelers tekortdoen: ik vond het een ensemble met alleen maar topspelers, die met hun onderscheiden personages toch ook écht een geheel vormden.
Een heel fraaie vondst was een anachronistische toneeltruc die de regisseuse/schrijver toepaste. Het spel wordt namelijk regelmatig onderbroken door de hilarische terzijdes en commentaren van twee stereotype corps-meisjes, het glaasje witte wijn steeds binnen handbereik. Wat de toeschouwer zo ziet, stamt uit een latere, renaissancistische, toneelpraktijk, namelijk een echte Vondeliaanse ‘rei’ (het ‘koor’ uit de Griekse tragedies). Met name bij hun teksten was het trouwens goed dat ik een studerende dochter naast me had zitten, die afentoe een grap uit de studentenwereld kon uitleggen.
Er zijn meer aanpassingen gedaan. Zo is de boze ‘moeye’, die in de oorspronkelijke ‘Mariken’ feitelijk de oorzaak van alle ellende is, hier veranderd in juist een zeer zorgzame tante die zich als moeder over het weeskind Mariken had ontfermd en nu de zoektocht naar haar verdwenen nichtje op zich neemt. De rol dus die in ‘Mariken’ haar heeroom op zich neemt.
Een van de hoogtepunten vond ik de tekst die Emma voordraagt in het Antwerpse café. Emmekens oorspronkelijke pleidooi voor de waarde van de kunst (‘Conste maect ionste, steltmen in een parabele’), wordt een eigentijds betoog dat ik graag nog eens rustig zou nalezen.
Het christelijke element van ‘Mariken’ was zo goed als afwezig – misschien zat het nog in de halsketting die Emma droeg en die Joost enorm stoorde. Ik kon het niet zien, maar zat daar een kruisbeeldje aan? Het mooie is dat de universele boodschap van Mariken prachtig tot haar recht kwam: je laat je meeslepen door het verlangen naar aanzien, erkenning, gezien-worden en viert triomfen, maar je realiseert ook gestaag dat je geweten niet zuiver is. En met die erkenning krijg je uiteindelijk ook weer een nieuwe kans.
De spectaculaire val van ‘Mariken’ op de Nijmeegse Grote Markt, is in de nieuwe versie fraai weergegeven met een handgemeen waarbij Emma uiteindelijk ook (hard) valt en de agressieve Joost zelf de blokken voor de wielen van het wagenspel wegschopt en er alsnog een drama plaatsvindt.
Als slot voert Mariken een schuldbewust gesprek met een man die ik interpreteer als de aartsengel die ‘Mariken’ na haar boetedoening verlost van de ijzeren banden om haar hals en haar armen.
Eind goed al goed – voor zover het natuurlijk ooit goed komt met de wereld. Wat in elk geval zeer verheugend is, is dat de Nijmeegse studenten Nederlands hebben getoond hoe levensvatbaar, amusant en indrukwekkend Mariken na meer dan 500 jaar nog altijd is.
Echt jammer dat het bij deze ene uitvoering blijft.
Anja zegt
Dat ‘klinkt’ als een opvoering die herhaald moet worden!!
Of is er een opname gemaakt die te zien is? Ik zou dit graag bekijken met onze oudste dochter die Mariken heet en onze jongste die een acteursopleiding volgt.
Wim Petersen zegt
Zeker jammer