De Reynaert kent een handvol van (expliciet) vrouwelijke personages: de leeuwin, Reynaerts vrouw Hermeline, de wolvin Hersint en de hen Coppe. Minstens drie van hen worden slachtoffer van Reynaert. Of Hermeline, die door het gedrag van haar echtgenoot gedwongen moet verhuizen met haar kroost ook een slachtoffer is, laat ik even in het midden. De leeuwin valt samen met haar echtgenoot voor het leugenverhaal van Reynaert en wordt dus op dezelfde manier door Reynaerts taal verleid als Bruun en Tibeert – alleen ligt haar zwakte niet bij eten, maar bij geld en juwelen. Coppe is overduidelijk slachtoffer van de moordlust van Reynaert. Maar bij Hersint ligt de zaak ingewikkelder.
Verkrachting of verleiding?
De beschuldiging wordt geuit door Isengrijn en het is een opvallend kort gedeelte van zijn klacht:
‘dat hi mijn wijf hevet verhoert’ (r 73). Meer dan die ene regel is het eigenlijk niet in de Middelnederlandse tekst.
In de editie van Lulofs (1985) – mijn eerste academische kennismaking met Reynaert – wordt verhoert vertaald met ‘verkracht’. In zijn commentaar voegt hij hieraan toe dat verhoert dubbelzinnig is, omdat het zowel ‘verkracht’ als ‘verhoord’ kan betekenen. Reynaert kan dus tegen haar wil seks maar Hersint hebben gehad, maar hij kan ook juist op haar wensen in zijn gegaan. Lulofs voegt er nog aan toe dat de wolvin de naam heeft wellustig te zijn en dat haar Latijnse naam lupa ook ‘hoer’ kan betekenen. Ergo, volgens Lulofs wordt er hier in de tekst een spel gespeeld met de vraag of de betrekkingen tussen de vos en de wolvin al dan niet vrijwillig zijn.
Deze combinatie tussen verkrachten enerzijds en ter wille zijn anderzijds wordt onder andere gevolgd door Bouwman & Besamusca 2002 en de editie voor schoolgebruik van Hubert Slings in de serie Tekst in context (1999). We kunnen dus aannemen dat deze interpretatie wijd verspreid is onder mensen die kennis nemen van de oorspronkelijk tekst, zowel op de middelbare school als in academische context.
De nieuwe editie van Frits van Oostrom en Ingrid Biesheuvel kiest echter voor de vertaling ‘verleid (en daarmee tot hoer gemaakt)’. Dit stemt overeen met de uitleg die Van Oostrom geeft aan de scène: het Middelnederlands kent ook het woord vercrachten, maar dat gebruikt Isengrijn niet. De wolf kiest voor verhoeren (‘tot hoer maken’, ‘als een publieke vrouw behandelen’) waardoor het logischer is dat het om overspel gaat. Dat is ook de interpretatie die er in Reynardus vulpes aangegeven wordt ‘fecit adulterium cum conioge’. (Van Oostrom 2023, p. 150-151) Ook later in het Middelnederlandse verhaal komt dit idee weer terug. Grimbeert verdedigt zijn neef door aan te dragen dat Hersint en Reynaert elkaar al zeven jaar beminnen en in zijn biecht geeft Reynaert aan dat hij met zijn tante slaapt.
De Ysengrimus
Maar waar komt dan het idee van een verkrachting vandaan? Nou, omdat die wel degelijk voorkomt in eerdere teksten over Reynaert. Laten we voor de volledigheid beginnen met de Ysengrimus waar Reynaert langsgaat bij het wolvenhol nadat de wolvin, in deze tekst nog naamloos, recent bevallen is. Als eerste mishandelt hij de welpen, zoals ook in de Middelnederlandse klacht van Isengrijn beschreven wordt. In de vertaling van Mark Nieuwenhuis (1997, p. 158) pakt Reynaert dat in de Ysengrimus als volgt aan: ‘Daarop hief hij zijn poten op, schonk hen rijkelijk uit beide openingen en zei: ‘Hier hebben jullie je natje en je droogje!’ De welpen gaan vervolgens huilen en de kraamvrouw komt kijken wat er aan de hand is. Ze achtervolgt Reynaert naar zijn burcht, maar komt daar vast te zitten in de deuropening – een wolf is immers groter dan een vos. Reynaert grijpt zijn kans:
‘En zonder zich veel aan te trekken van het huwelijksbed van zijn oom, besprong de boosaardige echtbreker de onbeweeglijke dame. ‘Als ik het niet doe, doet een ander het wel!’ zei hij. ‘Daarom is het beter dat ik het doe dan dat een willekeurige vreemdeling het stiekem doet. Als een vreemdeling minder liefde heeft te geven dan een verwant sta ik je het meest na, zowel wat familiebanden als wat trouw betreft. Laat mijn toewijding blijken uit mijn dienstbaarheid! Zolang ik leef wil ik niet dat iemand het waagt mijn oom de horens op te zetten! Maar mevrouw, ga mijn huis toch binnen! Waarom blijf je hier rondhangen alsof je bent vastgebonden? Hier zal je de goede manieren van een attente gastheer leren kennen!’ Ze had wel zin in het spel en zei: ‘Reinaert, je bent nog hoffelijker dan iedereen zegt. Als je kracht even groot was als je inzet zouden de dames je als een goede dienaar beschouwen. Als de deur iets breder was, had je er nauwelijks bij me op aan hoeven dringen je huis te betreden!’ De geschiedenis vermeldt dat ze deze spelletjes wel leuk vond en dat de echtbreker zijn oom de horens opzette.’
(Vertaling Nieuwenhuis 1997, p. 161-162)
Opvallend is dat Reynaert hier aangeduid wordt als echtbreker en niet als verkrachter. Nog opvallender is het dat de verteller aanduidt dat de wolvin ‘wel zin had in het spel’, hoewel elk empathisch persoon zich dat lastig voor kan stellen. Ze is immers uit op wraak en Reynaert maakt op een gruwelijke manier misbruik van het feit dat zij vast is komen te zitten en spot er vervolgens ook nog mee.
De Roman de Renart
Deze scène komt echter ook weer terug in de Roman de Renart, maar hier reageert de wolvin anders. Hier lezen we:
El n’a ilec qui la resqueue,
(r. 549-563)
Mes que seulement de sa queue
Qu’ele estreint si devers ses reins,
Que des .II. pertuis de ses reins
Ne pert nul defors ne dedenz.
Mes Renart prist la queue as denz
Et li reversa seur la croupe
Et les .II. pertuis li destoupe,
Puis si sault sus, liez et joianz,
Si li fait tot ses iauz voianz,
Ou bien li poist ou mal li plaise,
Tot a loisir et a grant aise.
Elle dist, que qu’il li faisoit :
Renart, c’est force et force soit.
In vertaling: Ze heeft niets om haar te beschermen buiten haar staart die ze stevig tegen haar lendenen klemt, zodat van de twee gaten in haar achterste geen van beide van buitenaf te zien is. Maar Renart grijpt de staart met zijn tanden en draait hem om op haar achterwerk om de twee gaten zichtbaar te maken. Dan springt hij vrolijk op haar, en neemt haar voor ieders ogen, ongeacht of ze het pijnlijk vindt of onaangenaam, op zijn gemak en met grote voldoening. Terwijl hij haar nam, zei ze tegen hem: “Renart, dit is verkrachting, en zo is het!” (LV)
Reynaert trekt zich hier weinig aan van de gevoelens van de wolvin. Uit de bewoordingen blijkt duidelijk dat consent voor hem niet van belang is. De wolvin noemt het ook zelf verkrachting, hoewel haar woorden erna ‘soit’ dan wel weer twijfelachtig zijn. Reynaert gaat door totdat Isengrijn eraan komt en zijn vrouw bevrijdt. Ze legt uit wat er gebeurd is en er wordt besloten om de zaak voor het hof van koning Nobel te brengen. In haar uitleg benadrukt Hersint nogmaals dat Reynaert geweld heeft gebruikt:
Sire, il est voir qu’il m’a fet honte,
(r. 690-692)
Mes n’i ai mie tant mesfet,
Endroit ce que force m’a fet.
In vertaling: Heer, het is waar dat hij me onteerd heeft, maar ik heb niets misdaan, want hij heeft me met geweld meegenomen. (LV)
Wordt hier nog steeds een spel gespeeld met het thema ‘wil ze het of wil ze het niet?’ Hersint moet bijvoorbeeld aan Isengrijn uitleggen dat ze zelf niets misdaan heeft en ook in andere niet geciteerde passages komt dit thema naar voren. Toch is de setting hier duidelijk anders dan de zevenjarige liefdevolle relatie die Grimbeert in zijn verdediging noemt. Er is net als bij de Ysengrimus een setting van vijandelijkheid omdat de vos het huis van de wolvin binnendringt en haar kinderen mishandelt en vernedert. De vos maakt dan ook nog eens misbruik van het feit dat de wolvin vastzit en noch kan ontsnappen, noch zichzelf kan verdedigen.
Als het middeleeuwse publiek bekend was met de Roman de Renart, en dat is aannemelijk aangezien Willem vaker verwijst naar verhalen uit deze Franse tekst, dan kan bij de beschuldigingen die Isengrijn in het Middelnederlands uit, wel degelijk gedacht worden aan deze voorafgaande geschiedenis, zeker gezien Isengrijn in het vervolg van zijn beschuldiging nog een ander element uit deze verhalen aanhaalt: het urineren op de welpen waardoor ze blind worden.
De scène in de middeleeuwen
Wat wil dit alles zeggen voor de interpretatie van de tekst in de middeleeuwen? Om die vraag te beantwoorden is het goed om eerst te kijken hoe middeleeuwers dachten over verkrachting. Dit is uiteraard een lastig te beantwoorden vraag, omdat dé middeleeuwer niet bestaat. Ik doe toch een poging door enkele visies te laten passeren, maar ik tracht hiermee geen volledig beeld te geven.
Vrouwen werden nog weleens als zwakker en wellustiger gezien. Willem van Conches († 1150) schrijft in zijn Dragmaticon philosophie dat de zwakheid van het vlees zo groot is dat het kan voorkomen dat verkrachte vrouwen aan het einde van de daad genot ervaren. Zijn visies werden door latere encyclopedisten onderschreven (Thomasset, p. 57). Thomas van Aquino, ook geen onbelangrijk denker, maakt een sterk onderscheid tussen de kuisheid van maagden, gehuwde vrouwen en weduwen. Een maagd zou zelfs als zij verkracht wordt kuis blijven. Gehuwde vrouwen en weduwen zijn volgens hem hoe dan ook getekend door de verlangens van het vlees. Daardoor zou het voor hen ook lastiger zijn zich aan het spirituele leven te wijden. (Casagrande, p. 81).
Een andere interessante bron is het recht, hoewel wel aangemerkt moet worden dat de misdaad ‘raptus’ zowel kan gaan om ontvoering als verkrachting. Onder de Romeinse keizer Constantijn de Grote (273-337) was ‘raptus’ strafbaar. Als een vrouw zich vrijwillig had laten ontvoeren, diende ze samen met haar ontvoerder ter dood veroordeeld te worden. Als het tegen haar wil was, werd ze nog steeds gestraft, maar milder. Het idee hierachter is dat zij het had moeten voorkomen door zich harder te verzetten.
In de tijd waarin de middeleeuwse Reynaertverhalen verteld werden, had paus Urbanus II (1088-1099) hier al verandering in gebracht. De term ‘raptus’ komt in het canonieke recht meer en meer gelijk te staan aan een zedendelict en het ontbreken van de toestemming van het slachtoffer wordt een essentieel element. De straf werd hoger als de vrouw getrouwd of religieus was. Ook in het wereldlijk recht werd verkrachting als een ernstige misdaad gezien, maar wel als een misdaad tegen de vader of echtgenoot van het slachtoffer. (Brundage , p. 209-210).
Hier komen we bij de kern waar het om draait in de Reynaertverhalen. Reynaert wil niet zozeer Hersint kwetsen, maar haar echtgenoot Isengrijn. De wolvin is daartoe slechts een middel, net als de welpen waarop de vos urineert. Het is Isengrijns eer die aangetast wordt door deze daad, ongeacht of het nu gaat om overspel of verkrachting. Sterker nog, het feit dat de wolvin er plezier aan beleeft, is enkel een extra krenking van de wolf. De vete tussen Isengrijn en Reynaert is de kern van de Latijnse Isengrimus en het is ook duidelijk de wolf met wie Reynaert spot terwijl hij zich aan Hersint vergrijpt, niet de wolvin zelf. Hij doet het voorkomen alsof hij zijn oom een dienst bewijst, terwijl hij hem juist de horens opzet (zie Nieuwenhuis 2011 voor een uitvoerige bespreking van deze passage). Ook in Van den vos Reynaerde is in de klacht van de wolf de schade die Reynaert aan Isengrijn zelf gedaan heeft de spil. De wolf begint zijn klacht immers met deze woorden:
‘ontfaerme hu der groter scade
die mi Reynaert heeft gedaen
daer ic af dicken hebben ontfaen
groeten lachter ende verlies.’
Het is Isengrijn die groot leed heeft geleden en schande heeft ondergaan, zo zegt hij zelf. Ook voor hem staat Hersint op de tweede plek en de daad van Reynaert interpreteert hij vooral als een aantasting van zijn eigen eer.
De scène nu
De verkrachting van Hersint is bij uitstek een scène die veel gevoelens oproept en waarvan de interpretatie in de loop der eeuwen waarschijnlijk sterk veranderd is. We zijn in de loop der tijd gelukkig met andere ogen naar verkrachting gaan kijken. Denk bijvoorbeeld aan het strafbaar stellen van verkrachting binnen het huwelijk in 1991 en het nieuwe wetsvoorstel waarbij meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag strafbaar worden en het niet meer noodzakelijk is geweld, dwang of bedreiging aan te tonen in het geval van aanranding en verkrachting.
We hebben nu ook meer oog voor het slachtoffer, onder andere doordat haar stem meer aanwezig is in de publieke ruimte, denk bijvoorbeeld aan #MeToo. De scènes in de Ysengrimus en de Roman de Renart zijn waarschijnlijk humoristisch bedoeld, maar zouden in de huidige tijd zeker controverse opleveren: Mag je lachen met iemand die verkracht wordt? Mag je suggereren dat het haar wel zint (what’s in a name)? Deze verschuivingen maken het interessant om niet alleen te kijken naar de Reynaert van toen, maar ook de Reynaert van nu. Hoe gaan bewerkingen om met deze scène?
Zonder het idee te hebben een volledig beeld te geven, valt het volgende op in de bewerkingen. Sommige laten de beschuldiging achterwege, andere maken er iets anders van: Reynaert beledigt de wolvin, Reynaert vertelt lasterpraatjes over Hersint of hij heeft de provisiekast in het wolvenhol geplunderd. Andere bewerkingen laten in het midden wat er nu precies gebeurd is, door te zeggen dat Reynaert Isengrijns vrouw heeft ‘onteerd’, wat dezelfde (vermeende) dubbelzinnigheid heeft als ‘verhoert’. Weer andere bewerkingen gaan voor een relatief letterlijke vertaling als ‘mijn vrouw maakt tot zijn hoer’(Altena 1979) of ‘dat hij mijn vrouw nam voor een slet’ (Decorte 1995).
Veel recente bewerkingen spreken echter expliciet van verkrachting, wat bevestigt dat deze interpretatie wijd verspreid is. Dit zien we bijvoorbeeld in de bewerkingen van Ard Posthuma (2008), Henri Van Daele (1996), Karel Eykman (2008), Charlie May (2008). Ook in bewerkingen voor de kinderen komt dit naar voren, zoals Hans Petermeijer (2002) en Simone Kramer (2013), al wordt het soms wat anders verwoord. Bij de bewerking van Koos Meinderts (2018) heeft Reynaert Isengrijns vrouw bijvoorbeeld ‘onfris bepoteld’. Eventuele dubbelzinnigheid uit de oorspronkelijke tekst verdwijnt in deze gevallen naar de achtergrond. Doen bewerkingen dat om mee te gaan met de tijdgeest en sloten ze eerder gewoon aan bij vertalingen in de voetnoten van edities? Of past het niet meer in de tijdsgeest om iemand te betichten van de misdaad ‘overspel’ en is daarom de dubbelzinnigheid verdwenen?
Ik wil een bewerking er specifiek uitlichten: die van Paul Biegel (1972). Ik citeer eerst hoe Biegel de klacht van de wolf verwoordt:
‘Maar ik zou hier niet staan, echt niet, als het alleen ging om een geval van schade. En ik heb wat schade ondervonden, het afgelopen jaar. Van die Reinaart, van die –‘
Isegrim houdt zich in.
‘Maar daar wil ik het niet over hebben. Er is iets anders, iets veel ergers, iets waarover ik wèl een klacht wil indienen. Weet u wat die gemene, vuile, smerige rotvos heeft gedaan?’
Isegrims stem wordt huilerig.
‘Mijn vrouw verkracht! Dat heeft hij. Jazeker. En mijn kinderen, weet u wat hij met mijn kinderen heeft gedaan? Over ze heen gepiest heeft hij, de vuilak, terwijl ze lagen te slapen. Twee, twee, zeg ik, zijn er stekeblind van gebleven.’
De wolf veegt met een poot over zijn ogen.
‘Ik vraag u: waar blijft het recht als dit zo maar doorgaat? Ik vraag u: moet dit maar ongestraft blijven, wat hij mijn arme vrouw en mijn kinderen heeft aangedaan? Ik vraag iedereen: moet alles maar ongestraft blijven, wat Reinaart ons allemaal, zoals we hier zitten heeft aangedaan? Die huichelaar?’
Biegel lijkt heel goed aangevoeld te hebben dat de oorspronkelijk klacht op Isengrijn zelf gericht is: het gaat om zijn eer die aangetast is. Biegel past de scène echter aan zodat het wel om de vrouw en kinderen van de wolf draait. Zijn eigen schade en schande houdt Isengrijn juist voor zich – alhoewel hij er wat moeite mee heeft – om in plaats daarvan recht te vragen voor zijn vrouw en kinderen. Is Biegel hier weer een voorloper, die als een van de eerste aanvoelde dat de middeleeuwse scène niet alleen naar onze normen ongepast lacht over een misdaad als verkrachting, maar die ook nog de man centraal stelt terwijl het de vrouw is die meer te klagen heeft?
Conclusie: verleid of verkracht?
Hoewel het naar de letter klopt dat in de Middelnederlandse tekst geen sprake is van verkrachting, is die conclusie toch wat kort door de bocht. Er resoneren andere verhalen mee die het wel degelijk rechtvaardigen om de klacht van de wolf te interpreteren als verkrachting. Toch speelt elk van deze verhalen een spel met de vraag of Hersint wel of niet plezier beleeft als de vos zich aan haar vergrijpt. Dit draagt bij aan de gelaagdheid van de tekst en past bij het idee dat het Reynaert vooral draait om het vernederen van Isengrijn zelf, met Hersint als middel. Of het voor haar ‘onaangenaam’ is, is van secundair belang. Maar het is ook een problematische scène in de hedendaagse samenleving, juist door het spel met de vraag of het de wolvin zint. Het is een echo van excuses (korte rokjes, alleen in het donker lopen, eerder met iemand geflirt hebben) waar we nu juist vanaf willen. Moderne bewerkingen lijken er ook vanaf te stappen en noemen de misdaad die de vos begaat onverbloemd een ‘verkrachting’. Maar is dit om aan te sluiten bij de huidige tijdsgeest of eerder een soort orkestratie in de vertaling van ‘verhoert’?
Gebruikte literatuur
- Bouwman, A. en B. Besamusca (eds.), Reynaert in tweevoud. Deel 1. Van den vos Reynaerde. Bert Bakker, Amsterdam 2002.
- Brundage, J. Law, Sex and Christian Society in Medieval Europe. The University of Chicago Press, Chicage & London 1987.
- Casagrande, C. ‘De vrouw onder toezicht’. In: In: Duby, G. en M. Perrot, Geschiedenis van de vrouw: Middeleeuwen. AGON, Amsterdam 1990.
- Fukumoto, N., N. Harano & S. Suzuki Le Roman de Renart. Edité d’après les manuscrits C et M. Tokyo, 1983-1985.
- Lulofs, F (ed.) Van den vos Reynaerde. Verloren, Hilversum (2001), oorspronkelijke uitgave 1985.
- Nieuwenhuis, M. (ed.). Ysengrimus Em. Querido’s Uitgeverij, Amsterdam 1997.
- Nieuwenhuis, M. ‘Liefdesspel in het vossenhol: Reynaert en de wolvin in de Ysengrimus (V 705-820, 1117-1124)’. In Tiecelijn 24 (2011), p. 143-187.
- Oostrom, F. van. De Re (ynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk, Prometheus, Amsterdam 2023.
- Slings, H. (samensteller), Reinaert de Vos. Tekst in context. Amsterdam University Press, Amsterdam 1999.
- Thomasset, C. ‘De vrouwelijke natuur’. In: Duby, G. en M. Perrot, Geschiedenis van de vrouw: Middeleeuwen. AGON, Amsterdam 1990.
Bewerkingen
- Altena, Ernst van. Reinaert de Vos. Amsterdam: Ploegsma 1979.
- Biegel, Paul. Reinaart de Vos. Haarlem: Uitgeversmaatschappij Holland 1972.
- Daele, Henri van. Reinaart de vos. Becht: Averbode 1996.
- Decorte, Bert. Reinaard de vos. Mechelen: CODA uitgevers 1995.
- Eykman, Karel. Reinaert de vos. Amsterdam: Prometheus 2008.
- Kramer, Simone. Van Reynaart de vos tot Sint Brandaan: verhalen uit de middeleeuwen. Amsterdam: Uitgeverij Ploegsma 2013.
- May, Charlie. Reinaert de vos… gerapt. Haarlem: Uitgeverij Holland 2008.
- Meinders, Koos. De schelmenstreken van Reinaert de Vos. Hoorn: Hoogland en Van Klaveren 2018.
- Petermeijer, Hans. Als de vos de passie preekt: De avonturen van Reinaard de vos. Rijswijk: Elmar 2002.
- Posthuma, Ard. Reynaert de Vos. Amsterdam: Atheneum- Polak en Van Gennep 2008.
Serie Over Reynaert
Het verschijnen van De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk van Frits van Oostrom is aanleiding voor een reeks bijdragen op Neerlandistiek. Lees alle artikelen in deze serie.
Laat een reactie achter