Hoewel de biecht van Reynaert aan Grimbeert al eerder in deze serie ter sprake is gekomen, wil ik er ook iets over kwijt. Grimbeert is het derde dier dat Reynaert uit diens vossenhol komt halen om voor het hof te verschijnen. Reynaert gaat met hem mee. Tijdens de tocht besluit Reynaert om te biechten.
Grimbeert, nu hoert haerwaert
(Reynaert in tweevoud, 2002, I, p. 77)
Ende vandet mi gheraden.
Siet, ic comme hu te ghenaden
Van allegader mire mesdaet.
Nu hoert, Grimbeert, ende verstaet:
Confiteor pater, mater,
Dat ic den otter ende den cater
Ende alle diere hebbe mesdaen.
Daeraf willic mi in biechten dwaen.
In de vertaling van René Broens luidt het als volgt:
Grimbeert, hoor nu, ik ben bezwaard;
(Willem, ed. 2020, p. 63)
En tracht ten beste mij te raden.
Zie, tot u kom ik om genade,
Vergiffenis van al mijn kwaad.
Grimbeert, hoor nu, dat u het verstaat:
Confiteor pater et mater
Dat ik de otter en de kater
En alle dieren heb misdaan.
Daarom wil ik te biechten gaan.
Grimbeert begrijpt niet wat Reynaert zegt en vraagt of hij Frans spreekt (‘walschedi?’). Dat heeft een grappig effect, omdat de taal van de kerk uiteraard Latijn is en niet Frans. (Overigens kan ‘walschedi?’ ook zoiets betekenen als ‘Ben je gek geworden’ of ‘Spreek je Koeterwaals?’ – maar die mogelijke betekenissen laat ik nu even buiten beschouwing.) Grimbeert laat hiermee merken dat hij dom is. Het zinnetje ‘Confiteor pater et mater’ betekent ‘Ik biecht, vader en moeder’; het is een parodie op de echte kerkelijke taal, vanwege dat ‘mater’. Er bestonden immers geen biechtmoeders, want biechten dat deed je bij een priester; en priesters waren / zijn altijd mannelijk. Een lekenbiecht kon je – omdat het een noodgeval was – misschien wel bij een vrouw doen, maar daar had je geen Latijnse woorden bij nodig. Het overbodige potjeslatijn en de reactie van Grimbeert kantelt de hele biecht van Reynaert van een oprechte biecht in een omkeringsbiecht. (Broens 2022, pp. 120-121) In een echte biecht ben je berouwvol, maar Reynaert is verre van dat. Hij schept op over zijn misdaden, die in zijn ogen eigenlijk helemaal geen misdaden zijn. En dat is terecht, want hij is een roofdier. Een vos houdt nooit rekening met de kippen die zijn slachtoffers zijn, een roofdier heeft geen greintje empathie voor zijn prooidieren. Auteur Willem speelt hier een mooi literair spel met dieren die enerzijds metaforisch voor mensen staan en anderzijds ook nog gewoon dier zijn. Als metafoor voor de mens is Reynaert een seriemoordenaar, als dier is Reynaert gewoon een roofdier. De biecht van Reynaert is een vossenbiecht. Een vossenbiecht houdt iemand die na zijn biecht of bekentenis weer terugvalt in zijn oude misdaden. (Oostrom 2023, pp. 193-200)
Met deze lekenbiecht zitten we in de omgeving van de biechtverhalen en de biechthumor. De middeleeuwse toehoorders kenden zeer waarschijnlijk diverse verhalen en grappen waarbij de biecht een rol speelde. In de index van volksverhalen heeft het biechtverhaal een eigen ingang gekregen als ATU 1806: Tales of confessions. Dit ATU-nummer is een soort vergaarbak van verhalen over biechten. (Uther 2011, II, p. 422) Een voorbeeld van zo’n biechtverhaal vinden we in Cent nouvelles nouvelles, een vijftiende-eeuwse verzameling van korte verhalen. In nouvelle 78 vertelt Jehan Martin over een edelman die vaak op reis is. Toen hij een keer terugkwam vond hij zijn huis wel heel netjes terug, vol met spullen die ze niet samen gekocht hadden. De man vermomt zich als priester en neemt bij zijn vrouw de biecht af. Zij bekent dat ze met een schildknaap, een ridder en een priester naar bed was geweest en dat die mannen haar daarvoor kostbare spullen gegeven hadden. De man wordt kwaad, werpt zijn vermomming af en scheldt haar uit. Zij weet zich echter te verdedigen:
Povre coquart, qui ainsi vous tourmentez, scavez-vous bien pourquoy? Or, oyez-moy, s’il vous plaist: et pensez-vous que je ne sceusse bien que c’estiez vous à qui me confessoye? Si vous ay servy comme le cas le requeroit, et sans mentir de mot, vous ay tout confessé mon cas. Vecy comment: de l’escuyer me suis accusée, et c’estes vous; quant vous m’eustes à mariage vous estiez escuyer, et lors fistes de moy ce qu’il vous pleust; le chevalier aussi dont j’ay touché, c’estes vous, car, à vostre retour, vous m’avez fait dame; et vous estes le prestre aussi, car nul, se prestre n’est ne peut ouyr confession.
(Cent nouvelles nouvelles, ed. 1966, pp. 465-466)
Vorig jaar verscheen de vertaling van Jan H. Mysjkin van Cent nouvelles nouvelles:
Arme dwaas, die zich aldus kwelt, weet je op z’n minst waarom? Luister alsjeblieft, en weet dat ik heel goed wist dat jij me de biecht afnam. Ik heb je behandeld zoals je verdiende en zonder een woord te liegen mijn geval opgebiecht. Ziehier: wat de schildknaap betreft, dat ben jij, lieveling, want toen je met me trouwde, was je een schildknaap en je deed met me wat je wilde, en je voorzag me van veel goeds, dat weet je goed genoeg en God erbij! De ridder over wie ik het had en met wie ik het bed deelde, ook dat ben jij, want toen je terugkwam, maakte je mij de vrouwe van een ridder. En de priester ben je eveneens, want niemand mag een biecht horen als hij geen priester is.
(Honderd nieuwe nieuwigheden, ed. 2022, p. 118)
Dit verhaal kennen we ook in het Nederlands. Het esbatement van de visser (begin 16e eeuw) van Cornelis Everaert draait om deze pointe. Een man en een vrouw gaan vissen. Eenmaal op zee dreigt er een enorme storm los te breken, en ze besluiten bij elkaar te biecht te gaan. De vrouw biecht op dat de man niet de vader is van al hun kinderen, maar dat er diverse vaders in het spel zijn. De storm waait over en de man biecht niets. Wel is hij boos. Bij thuiskomst weet de vrouw het verhaal zo te draaien dat die mannen met wie zij een relatie had metaforisch opgevat moeten worden en dat het steeds om dezelfde vader ging: de echtgenoot. (Everaert, ed. 1950, pp. 16-33)
Er zit zo’n 200-250 jaar tussen Vanden vos Reynaerde en nouvelle 78 en Het esbatement van de visser, en ook de manier waarop een humoristische biecht behandeld wordt, is anders. Maar toch… deze vorm van humor moet voor de gemiddelde middeleeuwer herkenbaar zijn geweest, en grappig. Grappiger dan wij ons kunnen voorstellen.
Behalve biechthumor zit er nog een taalgrap in dit fragment, dat ‘Confiteor pater, mater’. Daarover is al wel het een en ander over gezegd (bijv. door Jelmar Hugen). Taalgrappen vinden we ook in al in het dierenepos Ysengrimus uit 1149. Dit Latijnse werk (geschreven door een Vlaming) gaat over de strijd tussen Ysengrimus de wolf en Renardus de vos. Ysengrimus doet zich op een gegeven moment voor als geestelijke, maar het bijbehorende taalgebruik had hij niet zo goed onder de knie.
Continuo ‘dominus vobiscum!’ dicere iussus,
(Ysengrimus, ed. 2013, p. 330)
Ysengrimus ovans ‘cominus’, inquit ‘ovis!’
Et ‘cúm!’ teutonice accentu succlamat acuto,
Mark Nieuwenhuis vertaalde deze regels met:
Dadelijk gelast om ‘Dominus vobiscum’ te zeggen
(Ysengrimus, ed. 1997, p. 152)
zei Isengrim vrolijk: ‘Cominus ovis!’
waarbij hij ‘cum’ met een zwaar Diets accent uitsprak
‘Dominus vobiscum’ betekent ‘De Heer [is] met u’ en is een liturgische groet, iedere geestelijke kent hem. Ysengrimus was met zijn gedachten al bij het eten van schapen en daarom zei hij: ‘Cominus ovis’. Dat ‘cominus’ lijkt op ‘comedimus’: ‘wij eten op’. En ‘ovis’ betekent ‘schaap’. Ysengrimus zegt dus niet ‘De Heer is met u’, maar hij zegt: ‘Wij eten het schaap op’. Hoewel… grammaticaal klopt die ‘ovis’ niet, omdat dit de nominativus is. Bij ‘comedimus’ zou het ‘ovem’ (accusativus) moeten zijn; ‘comedimus ovem’ betekent ‘wij eten het schaap op’. Maar natuurlijk gebruikt Ysengrimus de verkeerde naamval, omdat hij het Latijn helemaal niet beheerst. En zo wordt het sacrale ‘Dominus vobiscum’ gebruikt om een Latijnse grap mee te maken.
Maar er zit nog een graplaag in, want dat ‘cominus’ líjkt op Latijn, maar ís Nederlands. ‘Cominus’ klinkt namelijk als kom-in-ons. Ysengrimus zegt dus: ‘Kom in ons, schaap.’ Deze woordgrap is alleen maar leuk voor mensen die én het Latijn én het Nederlands machtig zijn. Met dit soorten grappen mikten de auteurs van Ysengrimus en Vanden Vos Reynaerde op hetzelfde publiek.
Ik gebruikte aan het begin van dit artikel het woord ‘vossenhol’, uiteraard om de richting van Gerard Reve uit te gaan. In 1973 publiceerde Reve het gedicht ‘De blijde boodschap’ waarin hij de paus in een soort potjeslatijn of pseudo-Italiaans laat preken tegen minirokjes, pornofilms en het atheïsme. Het is dezelfde humor, alsof er niet een paar eeuwen tussen zitten.
De blijde boodschap
Ik zat met kloppend hart voor de kleurentelevisie,
(Reve, 2003, p. 37)
en dacht: ‘Zijne Heiligheid zal toch wel gewag maken
van het toenemend verval der zeden?’
En ja hoor, nauwelijks was hij begonnen, of ik hoorde al:
decadentia, immorale, multi phyl ti corti rocci;
influenza filmi i cinema bestiale
contra sacrissima matrimoniacale
criminale atheistarum rerum novarum,
(et com spiritu tuo), cortomo:
nix aan de handa.
Het was jammer, dat het zo kort duurde.
Maar toen het uit was, was er fijne muziek van het leger.
Ik vind dit leven al geweldig. En straks nog
het eeuwige leven in de Hemel. Je vraagt je wel eens af:
‘Waar hebben wij het aan verdiend?’
Gehanteerde literatuur
- Broens, René, Het Reynaert-raadsel, Amsterdam 2022
- Cent nouvelles nouvelles, Les, (ed. Franklin P. Sweetser), Genève 1966
- Everaert, Cornelis, ‘Esbatement vanden visscher’, in: J.J. Mak (red.), Vier excellente cluchten, Antwerpen 1950, pp. 16-33
- Honderd nieuwe nieuwigheden, De. Oftewel de Bourgondische Decamerone (1462), (ed. Jan H. Mysjkin), z.p. 2022
- Oostrom, Frits van, De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk, Amsterdam 2023
- Reve, Gerard, Het zingend hart, Groningen 2003
- Reynaert in tweevoud, twee delen (I: André Bouwman & Bart Besamusca, II: Paul Wackers), Amsterdam 2002.
- Uther, Hans-Jörg, The Types of International Folktales. A Classification and Bibliography, drie delen, Helsinki 2011
- Willem, Reynaert de vos (ed. René Broens), Amsterdam 2020
- Ysengrimus (ed. Jill Mann), Cambridge / Londen 2013
- Ysengrimus (ed. Mark Nieuwenhuis), Amsterdam 1997
Serie Over Reynaert
Het verschijnen van De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk van Frits van Oostrom is aanleiding voor een reeks bijdragen op Neerlandistiek. Lees alle artikelen in deze serie.
Willem Kuiper zegt
Bedankt voor de tip dat ‘Les cent nouvelles nouvelles’ eindelijk volledig in het Nederlands vertaald is. Jan van Doesborch heeft een aantal novellen ongekuisd vertaald, maar helaas nooit een complete vertaling gepubliceerd. Ik ga het boek bestellen.
Willem van Bentum zegt
Ook zou je kunnen denken aan: comminus ovis: kom maar dichtbij, schaap.
Bas Jongenelen zegt
Ja, dat kan ook nog!