Poëzie, Ida Gerhardt en de leerlingen van het Utrechts Stedelijk Gymnasium
Bij de afgelopen Utrechtse Neerlandistiek bij mijn voordracht/werkswinkel ‘Nederlands, wat moet je ermee? DIT!’ waren enkele steekwoorden ‘poëzie’, Ida Gerhardt en de leerlingen van het Utrechts Stedelijk Gymnasium
Door de grondige kennismaking tijdens mijn studie Nederlands in Utrecht met poëzie uit heden en verleden leerde ik vele dichters op papier kennen. Maar één kwam wel op een heel bijzondere wijze tot leven: Ida Gerhardt. Ik deelde met de leerlingen ook in de brugklas al waardoor ik geroerd was. Lees maar wat ik in mijn boek Brieven van Overzee. Ida Gerhardt Nabij (2001, 2013) schreef in het tweede hoofdstuk:
II ‘Stormen en onweren trekken wij aan’ ‘
Ida Gerhardt leerde ik kennen op een poëzietentamen in 1981. Na een moeizame strijd om als meisje te mogen studeren, was ik naar Utrecht gegaan. Medicijnen studeren mocht niet, Nederlands met moeite. Ik kreeg er zeer degelijk en fraai poëzieanalyse, maar toch kreeg ik het idee dat het begrijpen van poëzie slechts voor hoog ingewijden was. Met huiver ging ik naar het tentamen. Maar daar gebeurde iets vreemds, we kregen een gedicht met de titel Onder Gorcum:
ONDER GORCUM
Torenhaan, haan van gehamerd metaal,
boven de stad van de Maas en de Waal,
over wie wéér het gerucht is gegaan
‘hij trekt de stormen en onweren aan’,Haan van de stad die mij wenkt en mij weert,
gij zijt het die op uw spits mij tempteert,
zwaaiend en draaiend, vervaarlijke haan,
wijzende mij dat de wind om zal gaan. […]Haan die een nimmer verwrikbare wet
heeft tussen aarde en sterren gezet,
vogelvrij zijt ge voor nood en geweld.Het zijn de sterken die bloot zijn gesteld,
die buiten staat zijn de Geest te weerstaan,
Godlof verslagen en niet te verslaan.Stormen en onweren trekken wij aan.
Dit gedicht sloeg in. Ik schreef de naam van de mij onbekende dichter op een stukje papier en bestelde de Verzamelde Gedichten van Ida Gerhardt in de Rotterdamse boekhandel waar ik in het weekend en in de vakanties als spoorstudent werkte. Tijdens mijn studie las ik haar gedichten, ze hielden mij op de been in de moeilijke jaren waarin ik weg bewoog van het ouderlijk, fundamentalistische huis. Soms had ik intens de behoefte om de dichter te bedanken voor haar woorden. Maar ik wist inmiddels wat voor hekel ze had aan fans. Pas aan het eind van mijn studie stuurde ik haar aarzelend een kaart met het meisje van Vermeer, met een paar regels onderschrift. Onmiddellijk kwam er een reactie: een ansichtkaart met de Walburgtoren uit Zutphen:
Zeer hartelijk dankt u voor uw kaart met de reproductie van Vermeer,
Ida Gerhardt
Ik studeerde niet af op Ida Gerhardt, zij viel onder Moderne letterkunde; ik studeerde Renaissanceletterkunde en schreef mijn doctoraalscriptie over Anna Maria van Schurman (1607-1678), de eerste vrouw die in Nederland, ja in Utrecht studeerde. Door haar had ik mijn ouders immers kunnen overtuigen dat een vrouw studeren mocht.
Nog voor mijn afstuderen vond ik werk op het Stedelijk Gymnasium in Utrecht. Met mijn leerlingen (brugklas, derde klas) deelde ik waardoor ik zelf geraakt was: taal, poëzie en kunst. In de schoolkrant Vox Hieronymi (oktober 1987) waarin ik mezelf moest voorstellen, schreef ik:
Mijn naam is Pieta van Beek. Het was een genadig toeval dat juist de school waar ik stage moest lopen voor mijn lerarenopleiding na de vakantie een vacature had. Nu ben ik dan lerares Nederlands aan dit gymnasium. Ik zou in deze descriptio personae natuurlijk kunnen vertellen dat ik in Rotterdam ben geboren en in juni van dit jaar mijn doctoraalbul behaald heb en meer van die dingen. Interessanter zijn echter mijn intenties. Niets minder wil ik dan de leerlingen opwekken tot liefde voor hun taal en cultuur. Daarom wil ik mij in mijn lessen niet beperken tot de obligate oefeningen uit het schoolboek, maar ook al in de onderbouw aandacht geven aan poëzie. Je koopt daar niets voor, zult u misschien zeggen. Inderdaad, maar dan had u uw kinderen naar een andere school moeten sturen, waar ‘overbodige’ vakken als Grieks en Latijn niet onderwezen worden. De leerlingen uit de onderbouw lijken het te waarderen dat gedichten behandeld worden in de les. [eigenlijk mocht dat pas in de vierde klas] Ze komen zelfs met hun gedichten aanzetten. Ze leven nog niet volgens het profijtbeginsel. Het ontroert me als een eersteklasser naar mij toekomt om te zeggen hoe mooi hij deze regels uit een gedicht van Ida Gerhardt (mijn lievelingsdichter) vindt:
Dit wordt ons niet ontnomen: lezen,
En ademloos het blad omslaan,
Ver van de dagelijksheid vandaan.
Die lezen mogen eenzaam wezen. […]
Grote mensen zouden ook eens wat van haar moeten lezen. Andere favorieten van mij zijn de Heilige Schrift, W.F. Hermans, F. Bordewijk en Anna Maria van Schurman. De eerste drie zijn in iedere boekhandel voorradig.
Elke week lazen we poëzie, regelmatig ook een gedicht van Gerhardt dat voor iedereen te begrijpen was. Ik wist immers niet – de dreiging van een verhuizing naar Afrika hing in de lucht – of de jonge leerlingen na mijn vertrek zo snel wel weer met poëzie en kunst in aanraking zouden komen.
Verder hield ik van aanschouwelijk onderwijs, sleepte de leerlingen door de gangen en opende hun ogen voor de antieke beelden. ‘Kijk eens goed, deze beelden zien jullie elke dag, de faun, de spinario, de discobulus of de Nike van Samotrake, maar jullie zien ze niet, het is voor jullie slechts schoolmeubilair’ en ik vertelde ze over de canon die juist van deze beelden ontstaan was en dat ze die beelden in Londen en Parijs, ja op heel veel plekken in de wereld tegen zouden komen.
Een keer reisde ik op zaterdag per trein met een tiental leerlingen naar een tentoonstelling van Van Gogh in Den Bosch. De school kon het niet organiseren, toen deed ik het zelf. Ze moesten toch iets van Van Gogh gezien hebben!
De ontmoeting met Ida Gerhardt is dankzij deze leerlingen van het Utrechts Stedelijk Gymnasium tot stand gekomen. Het liep al tegen Kerst toen ik een overhoringsblaadje uitdeelde, de schrik afweerde en vroeg of ze niet samen met mij een briefje aan Ida Gerhardt wilden schrijven. ‘Weet je wel, die dichter van dat gedicht Onschuldig gevangen. Ze is al in de tachtig en haar vriendin Marie ook. Laten we haar een kerstwens sturen.’ Ik schreef het gedicht nog een keer op het bord:
ER STOND BIJ: VERTAALD UIT HET FRANS
Ik las het eindeloos als kind:
er was een man en hij had
levenslang. Onschuldig. Hij
zat gevangen: hij had geen verhaal.
Maar hij had een lepel van tin.Hij vijlde ermee in de nacht;
hij kraste krassen, hij nam
een jaar voor één staaf van het raam.
Totdat de kracht hem begaf.
Al had hij een lepel van tin.Maar toen kreeg hij hulp: van een rat,
een zwarte rat uit de gracht,
die voor hem vrat aan de kalk,
aan de lijst van het tralieraam.
En hij nam weer zijn lepel van tin.Toen brak, op een nacht, er iets af;
en het wàs er, het was er, het gat.
En hij stond geschramd op de kant
van de gracht, de gevangene. Hij heeft
nog gezien dat de dageraad kwam.
De mooiste briefjes (onder andere van Gijsje, Mira en Rachel) koos ik uit, maakte er een pakketje van, verfraaide het met foto’s van Ierland en schreef een brief in vaarwelstemming:
Dag dichter,
Ik verlaat het land en zal u nooit zien. Ik deed met mijn leerlingen van het Stedelijk Gym hier, hoe jong ze ook waren, veel poëzie, ook die van u. Dit vonden zij en ik ervan. De kinderen waren erg onder de indruk van het gedicht over die man die onschuldig gevangen zat, ze vroegen me, ja smeekten me dat het toch goed afgelopen was. Dat hopen we dan maar tegen beter weten in. Zalig kerstfeest!
De laatste avonden van het jaar voor ons vertrek naar Kaapstad logeerde ik bij mijn zusje Nijhoff in Utrecht. Op Oudejaarsavond 1987 ging daar de telefoon voor mij, maar ik was niet thuis, druk met afscheid nemen. Het was Ida Gerhardt. Pas de derde keer trof ze me thuis van het zitten op de zerken in een oude Utrechtse kerk. Een half uur lang sprak ze met me, ik stond verstopt achter het gordijn in de huiskamer. Dringend vroeg ze mijn adres in Zuid-Afrika. Beloof je het? Ja, zei ik verlegen. En zo begon een vriendschap, een mentorschap, een liefde-op-afstand.
Eveline van der Smit zegt
Schitterend verhaal, ontroerend, met dank voor het delen van deze liefdevolle passie
Carel Jansen zegt
Heel mooi Pieta!
Ingrid Biesheuvel zegt
Ik heb in de jaren ‘80 van de vorige eeuw les gehad van Anneke Reitsma, ook een groot bewonderaar van de poëzie van Gerhardt. Over ontroerende ontmoetingen gesproken…! Ik denk er nog zo vaak aan terug!
Ingrid Biesheuvel
Jacques Klöters zegt
Nou wil ik ook weten hoe het verder ging…
Marc Westermann zegt
Hoi Pieta,
Mooi verhaal. Wist niet dat je op het gym, waar ik eens op zat, les had gegeven. Inderdaad prachtige gedichten van Ida G. Mijn favoriete gedicht over het zien van een zwaan – stel je had er nog nooit een gezien.