Ode aan de aardappel
De aardappel heb ik lief daar hij,
Strevend naar volkomen rondheid,
Altijd ànders rond is,
En oogjes heeft
Als van een blindgeboren diertje.
Ik heb hem lief daar hij, zo lekker,
Door de Groten wordt miskend;
Daar zijn kruid zo lelijk
En zijn bloem zo onaanzienlijk is,
En vooral daar hij
(Alsof hij wist dat hij in vrouwenhand
Belandt)
Bescheiden en beschaamd
Zijn klootjes
Verborgen houdt onder het zand.
Ben Cami (1920-2004)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Pek van Andel zegt
Zo schreef Pablo Neruda (1904 – 1973) ook een ode, aan de ui:
(Pek van Andel, Feerwerd)
Ode aan de ui
Ui,
hel-glinstrend buikflesje,
bloemblad na bloemblad
vormde je schoonheid zich,
kristallen schubben deden je
zwellen
en verborgen in de donkere aarde
at jij je lekker dik en rond aan
dauw.
Onder de grond
kwam het wonder tot stand
en toen je eerste onhandige
groene spriet zich liet zien
en je bladeren als degens
omhoogstaken uit de tuin,
balde de aarde haar luister samen
in jouw naakte doorzichtigheid,
en zoals destijds de zee
de magnolia nabootste in Afrodite
toen hij haar borsten schiep,
zo heeft de aarde
ook jou gemaakt,
ui,
helder als een planeet,
en bestemd
om te glanzen en schitteren,
onwrikbaar sterrenbeeld,
ronde roos van water,
op
de tafel
der armen.
Edelmoedig
laat jij je
frisgroene globe
ten onder gaan in
de vurige voleinding van de
vleespot,
en je driehoekige vaan van kristal
verandert in de kokende olie
in een krullende gouden veer.
Ook wil ik hier in herinnering
brengen
hoe door jouw toedoen
de liefde voor de sla is gegroeid,
en het schijnt dat de hemel zelf
helpt,
door je glad als hagel te maken,
om de lof van je fijngehakte
helderheid te bezingen
op de hemisferen van een tomaat.
Maar binnen bereik
van de handen van ’t volk,
besprenkeld met olie,
bestrooid
met een tikje zout,
stil jij de honger
van de dagloner op zijn moeizame
pad.
Ster van de armen,
goedgeefse fee,
in ragfijn papier gehuld
kom je uit de aarde,
onvergankelijk, vlekkeloos, zuiver
als een zaad uit de hemelruimte,
en wanneer het mes
in de keuken je doorsnijdt
welt één enkele traan op
maar zonder verdriet.
Jij doet ons huilen zonder ons te
bedroeven.
Jouw lof, ui, zal ik dan ook
zingen zolang als ik leef,
want voor mij ben je mooier
dan een vogel met verblindende
veren,
in mijn ogen ben je
een hemelbol, een platina glas,
de roerloze dans
van een sneeuwwitte anemoon,
en in jouw kristallijne wezen
leeft de geur van de ganse aarde.
Pablo Neruda 1904 – 1973
Vertaling: C. Buddingh’ 1918 – 1985
Bron: Maatstaf meinummer 1971
Christian Klotz zegt
Schattig. De aardappel als moreel wezen. Afnemend stadium van theodicee.