Epifanie
Heet ijs snelt (schijnt het) door
haar aderen, haar beenderen breken
vlees beeft, de adem stokt, de lenden steken
zweet parelt op poriën, zeker
vóór een dergelijk werk
vlees met vlees doorstoken en
beenderen gekneed, geraamtes krakend
getweeën aaneengeklonken, gebroken, één
smeltend stollend magma te maken.
Onder uw striemen en smaden begeeft zij ’t
stom en schreeuwend, haar bloed keert
zij moet dat verdragen, knel, sper,
praam haar: zij boet uw slagen.
Beloon mij dan (roept zij), vertoon mij daarna
je fijnmechaniek
je allerinnerste rad waardoor
die zilveren trillende sperwer opschiet
kopschudt en klapwiekt
speel mij voor
je mommerij je muziek
zodat ik van lachen
telkens ontsta telkens verga
Christine D’haen (1923-2009)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Laat een reactie achter