Ilja Leonard Pfeijffer, Alkibiades (2)
Kees Alders bespreekt in vier delen het deze zomer verschenen boek Alkibiades, door Ilja Leonard Pfeijffer. .
Wat mij tijdens het lezen van Alkibiades eens te meer te binnen schoot: Pfeijffer is een schrijver waar je je enorm aan zou kunnen ergeren als hij die spot en zelfspot zou missen, of wanneer je ze als lezer niet opvangt. Hij krijgt nogal eens het verwijt naar zijn hoofd een poseur te zijn wie het succes flink naar het hoofd gestegen is, en dat dit af zou doen aan de kwaliteit van zijn werk.
Wat dat betreft lijkt Pfeiffer ergens op Harry Mulisch, die vooral aan het eind van zijn leven zijn eigendunk volledig gecultiveerd had tot een naar mijn overtuiging bewust belachelijk karikatuur, terwijl de relatieve toegankelijkheid van zijn latere werken te vaak werden geïnterpreteerd als oppervlakkigheid. Wat dat betreft is het opvallend dat Pfeijffer in meerdere interviews Mulisch noemde als ‘de meest overschatte schrijver’.
Dit kan bewuste ironie zijn. Pfeijffer maakt in ieder geval nog duidelijker doelbewust een karikatuur van zichzelf. Zette hij zich La Superba al enigszins kwetsbaar neer, in Grand Hotel Europa stuntelt hij zich als een half-goedbedoelende kluns door zijn eigen boek heen, en in het charmante boekenweekgeschenkje Monterosse Mon Amour omschrijft hij zichzelf als iemand die eruit ziet als ‘de directeur van de botsautootjes’. Voor wie dit niet kan zien als humor is dit inderdaad niets meer dan oppervlakkige ijdelheid, maar wie prikt daar niet doorheen?
Clown
Genoeg mensen. Ik moest tijdens het lezen van Alkibiades terugdenken aan een buitengewoon zure recensie van Grand Hotel Europa op feministenland.nl, waarin iedere opmerking in het boek op een schaaltje van vrouwvriendelijkheid werd gewogen. Het resultaat: vernietigend. Dat kon mijns inziens alleen omdat de recensent zich pertinent bleef storen aan alle mannelijke macho-opmerkingen in een categorische weigering dit op te vatten als een bewust karikatuur. Zelfs een scene waarin de schrijver in zijn boek overrompeld wordt door een minderjarig Amerikaans meisje wordt uitgelegd als een poging tot het maken van een omkering van #metoo – terwijl het niet in de recensent leek op te komen dat het hier om een metafoor voor het oude weifelachtige Europa kon gaan dat overrompeld en geleid wordt door het jonge en initiatiefrijke Amerika.
Voor de echte feminist valt er in het werk van Pfeijffer echter juist veel opbeurends te vinden. In Grand Hotel Europa mogen de vrouwen nog met overduidelijke seksistische termen omschreven worden, ondertussen nemen zij daar net als in La Superba uiteindelijk overal de leiding. In Alkibiades is het seksisme ver te zoeken en laat de mannelijke verteller zich keer op keer graag door vrouwen op zijn plaats zetten, bijna te braaf. De vrouwen zijn eigenlijk zonder uitzondering vastberaden, geslepen, uitgekiend en berekenend, en vol van mensenkennis. Niet zonder een verklaring te willen geven overigens:
Het hoogste ideaal voor mannen is dat iedereen over hen praat en het hoogste ideaal voor vrouwen is dat niemand over hen praat. (…) Weet je wat vrouwen veel beter kunnen dan mannen? Juist omdat wij ons ons hele leven zorgen moeten maken over wat mannen van ons denken, zijn wij erin geoefend om ons te verplaatsen in de gedachten van een ander.
Pfeijffer lijkt in Alkibiades een romanfiguur gevonden te hebben waarmee hij zichzelf als clown met het mombakkes van een macho-poseur goed kan identificeren. Het relaas zit vol met bedoelde en zogenaamd onbedoelde zelfrelativerende opmerkingen. De vertellende Alkibiades doet aan het begin van zijn verhaal nog een halfslachtige poging zijn appreciatie van vrouwen aan te laten sluiten bij die van zijn stadsgenoten, die de vrouwen absoluut als minderwaardig beschouwden en behandelden, uiteindelijk blijkt onze macho uitgesproken woke te zijn – misschien niet heel geloofwaardig voor een Athener van zijn tijd, sympathiek is het wel. Alkibiades leest daarbij als een doorlopend pleidooi voor de stelling dat de werkelijke macho niet bang is voor zijn vrouwelijke kant.
Sokrates
Zelf maakte ik voor het eerst met de historische figuur van Alkibiades kennis via Plato. Als student psychologie kreeg ik van een docent het filosofische werk van Heleen Pott De liefde van Alcibiades te lezen, waarin het optreden van Alkibiades in het verhaal niet als zomaar een koddige noot voor het verhaal wordt aangezien, zoals traditioneel wel gebruikelijk is, maar als een opzettelijk vraagteken dat door Plato geplaatst wordt tegenover Sokrates’ visie op de liefde als iets dat gespeend is van al het vleselijke en passievolle. Via Alkibiades zou Plato de lezer wijzen op het wezenlijke rationele karakter van emoties, en op het feit dat emoties van ons mensen maken in plaats van robots.
Ik heb deze verklaring altijd zeer intrigerend gevonden, en het boek Alkibiades openslaande was ik dan ook benieuwd naar wat Pfeijffer met dit idee doet.
Dit valt niet tegen. Het boek begint en eindigt met Sokrates, die door de verteller Alkibiades op handen wordt gedragen, maar waar Pfeijffer tussen de regels door een veel interessanter beeld van weet neer te zetten en hem weer met zijn poten op de grond zet, ook letterlijk.
Voor haar moest waarheid over mensen gaan, anders was het geen waarheid die de moeite van het weten waard was. Ik zei haar dat Sokrates daar net zo over dacht als zij en zij antwoordde dat Sokrates weliswaar de juiste vragen stelde, maar dat hij helaas de neiging had om van het concrete dilemma met alle macht op te willen stijgen naar een algemeen geldende abstractie. In zijn zucht naar het hogere verbrandde hij als Ikaros zijn vleugels.
Sokrates zelf heeft nooit geschreven en we kennen hem voornamelijk via Plato. Maar al te zeer hebben mensen de neiging om alles wat ze leuk vinden aan Plato aan Sokrates toe te schrijven, en alles wat ze niet leuk vinden aan Plato. Ik denk dat we daar Plato ongelooflijk mee tekort doen, want de beste dialogen van Plato zijn die waarin Sokrates flink weerwoord krijgt en er zelf ook niet altijd helemaal uit lijkt te komen. En de vraagtekens die de lezer zich stelt bij de soms wat onaardse theorieën die Sokrates vooral in werken als Politeia naar voren brengt, zijn die volledig op het conto van de slimme lezer te schrijven, of is het Plato zelf die ons zijn bedenkingen ingeeft? Ook Plato kunnen we verkeerd begrijpen door zijn ironie niet te onderkennen. En zo is het omgekeerd ook oneerlijk om Socrates alles wat we zwak vinden van Sokrates niet aan te willen rekenen.
Pfeijfer valt gelukkig niet in de valkuil van blinde adoratie van Sokrates en zet een veel menselijkere en daarom interessantere Sokrates neer: weliswaar een eigenaardig en buitengewoon mens, maar met zijn eenzijdigheden en tekortkomingen.
Daarbij geeft Pfeijffer in zijn boek vrij expliciet een historische en psychologische verklaring voor de terdoodveroordeling van Sokrates. We kennen deze beroemde rechtsgang allemaal, maar de ratio erachter wordt in Plato’s Apologie niet duidelijk. Hooguit begrijpen we daaruit hoe Sokrates door zijn arrogante toontje zijn eigen proces verprutst, maar we begrijpen niet waarom het volk van Athene in zijn wanhoop nu juist iemand als Sokrates moest kiezen voor een proces, anders dan dat we vermoeden dat de Atheners klaar waren met dat getwijfel en zich graag van dat Jantje-irritantje af wilden maken, uit een soort van gemakzucht. Pfeijffer geeft een andere verklaring die wortelt in de historische gebeurtenissen van voor het proces, en voegt daarmee een dimensie aan Sokrates toe die ik nog niet kende.
Dit stuk verscheen eerder op de Mainzer Beobachter
Robert Kruzdlo zegt
Kees Alders, ik heb colleges gevolgd bij Heleen Pott. Ook was ik geregeld bij discussies, samen met Martha Nusbaum. (Dikke vriendinnen.) Uw redenering van: ‘Ik heb deze verklaring altijd zeer intrigerend gevonden, en het boek Alkibiades openslaande was ik dan ook benieuwd naar wat Pfeijffer met dit idee doet,’ komt niet uit de verf. Het idee van: De liefde van Alcibiades gaat over de ‘rationaliteit van de emoties’ zie ik door u niet vorm gegeven in dit schrijven. Opleving van het denken, van Martha Nussbaum kan hierin een goede leidraad zijn.
Kees Alders (Klokwerk-Design) zegt
Dank voor uw reactie. Het lijkt mij een voorrecht om daarbij geweest te zijn. Het kan zijn dat u de visie van beide te weinig terugvindt in de recensie – misschien dan ook te weinig in het boek. Inderdaad is wat Pfeijffer ermee doet iets anders: het is niet hetzelfde standpunt, niet dezelfde gedachte. Aan de andere kant zijn er ook overeenkomsten: de relativering van het abstract maken van de rationaliteit in de Platoonse traditie.
Robert Kruzdlo zegt
Kees, een gemiste kans. Toch.