Onder de motorkap van Carmiggelt (viii)
Kronkels lezend, zette ik streepjes met potlood – dat is voor een latere bezitter van zo’n boek waarschijnlijk irritant, maar nu het nog niet zover is, is het voor de huidige eigenaar alleen maar plezierig en vooral handig bij het opzoeken. Ik veronderstelde dat ik door een aantal rubrieken te onderscheiden een mogelijkheid had om talige Carmiggelt-verschillen door de tijd op te sporen. Waar dat tot mijn verrassing niet uitkwam was de syntactische variatie tussen wat heet de rode en de groene werkwoordelijke volgorde in de bijzin. Voor deze aandacht voor dit verschil is een simpele reden: ik heb een Noord-Nederlandse achtergrond. Als we even letten op deze werkwoordsvolgorde dan is middenin de bundel Poespas (1952) dit bijvoorbeeld (kijk voor het gemak alleen naar de plek van de persoonsvorm, cursief aangegeven):
GROEN
en werkte met zijn staart of hij per uur betaald werd. (80)
die hem voor het leven hebben wou. (81)
en het scheen of hij zeggen wilde (82)
en ROOD
die ‘s nachts een huiszoeking moeten ondergaan. (p. 74)
of hij net die voettocht naar Roma had volbracht. (p. 79)
te wachten tot ze zouden worden opgehaald. (p. 80)
Om te beginnen: er is géén betekenisverschil tussen zinnen die zo’n persoonsvorm groen achteraan in de bijzin hebben of wat meer naar voren en dan als rood betiteld worden. De volgorde even veranderen maakt dat duidelijk.
Het is een stijl- of een gevoelsverschil en dat kan ook regionaal bepaald zijn. Mensen in het Noorden (Friesland voorop, Groningen daar op geringe afstand achteraan, dan Drenthe) waren bij uitstek gehecht aan de groene volgorde op een manier die elders niet voor te stellen was. Daar lag de volgorde veel minder duidelijk vast.
Dat is al jaren duidelijk aan het veranderen (niet alleen in het Nederlands maar ook in de oorspronkelijker taalvariëteiten in het Noorden zoals het Fries en het Gronings), allicht een proces van aanpassing of assimilatie onder invloed van de voorkeursvolgorde in het Westen van Nederland. Daar immers ligt Hilversum, daar ligt Den Haag. (In de Handelingen van de Tweede Kamer is soms te zien dat een mondeling uitgesproken groene volgorde is aangepast is aan de Westelijke rode op papier, nooit andersom. Laat ik zoiets niet te gauw discriminerende verbetering noemen.)
Bij Carmiggelt is weliswaar een duidelijke voorkeur voor rood geturfd, maar het groene aandeel in zijn Westelijke Nederlands bleef constant. Dat verraste me – de voorkeur van Carmiggelt voor rood verandert niet, het neemt mettertijd niet toe maar ook niet af in de bekeken bundels met Kronkels. Er is binnen de aanpak van de cursiefjes op andere punten wél taalverschil op te merken – dat volgt verderop in deze reeks.
Rood en groen zijn de kleurnamen die bij toeval zijn geïntroduceerd zijn. Dat gebeurde door een pionier op dit terrein, Anita Pauwels. Op 9 augustus 2021 stond een bericht over haar overlijden op Neerlandistiek.
Dit stuk verscheen eerder op het weblog van Siemon Reker.
Frans Daems zegt
Ik zou bij het turven van rode en groene volgorde groepen met een voltooid deelwoord niet op dezelfde hoop gooien als die met een infinitief. Voor mij, als Zuid-Brabander, doet de groene volgorde met een infinitief (hebben wou) erg poëtisch aan, en is de rode volgorde (wou hebben) de normale. Met een voltooid deelwoord is het anders: de groene volgorde (betaald werd) is heel gewoon, maar ook de rode kan (werd betaald), en is de keuze uit beide in zekere mate afhankelijk van het zinsritme (versvoeten, distributie van beklemtoonde en onbeklemtoonde syllaben).