’t Is lang geleden
En voor den eten, ’s middags, werd de zegen
Gevraagd van ‘Vader, die al ’t leven voedt,’
En die zo trouw ‘ons spijzigt met het goed,’
Dat wíj wèl ‘van Zijn milde hand verkregen’.
Hij gaf de zon, en, als ’t moest zijn, de regen;
En deden we onze plicht met vroom gemoed,
En leerden braaf, en waren altijd zoet,
Zou Hij ons leiden op al onze wegen.
En vlak na ’t bidden praatte je niet hard:
’T was of een heel fijn, een heel prachtig ding
Rondom het eten over tafel hing;
En dankbaar was ik dan met heel mijn hart,
Dat we zo prettig bij elkander zaten;
Behalve ’s Maandag’s, als we zuurkool aten.
J.A. Dèr Mouw (1863-1919)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
yoshiyahu zegt
Heerlijk, die ontnuchterende uitsmijter in de laatste regel.
Bob van Dijk zegt
Heeft ook een Toon Hermansgehalte.