Bij de start van de Week van het Nederlands lanceert cultuurtijdschrift de lage landen een vierdelige podcast over de opkomst van het Standaardnederlands in Vlaanderen. Taalexpert Miet Ooms zoekt een antwoord op de vraag hoe het Nederlands de plaats van het Frans heeft ingenomen in het openbare leven en waarom de discussie over de taalnorm nooit is verstomd. Beluister nu de eerste aflevering van Kinderen van het ABN.
“On parle le Flamand aux animaux et aux domestiques – Vlaams praat je met beesten en knechten.” Zeventig jaar geleden was Vlaanderen nog een overwegend landelijke regio met een Franstalige elite en een overwegend dialectsprekende bevolking. Het Frans was de voertaal bij de hogere klasse en in het onderwijs, het Nederlands minderwaardig.
In drie generaties tijd heeft het Nederlands de plaats van het Frans ingenomen in het openbare leven. Hoe hebben de Vlamingen dat klaargespeeld? Wie bepaalde er wat goed Nederlands is? Wie doet dat nu? Welke rol speelt de openbare omroep? En welke rol de Nederlanders? Wat vinden de mensen nu zelf van hun eigen taal? In de nieuwe podcastreeks Kinderen van het ABN vertelt taalexpert Miet Ooms het naoorlogse verhaal van de Vlamingen en hun taal.
Beluister nu de eerste aflevering
Hoe zijn we van “spreek beschaafd!” in de jaren vijftig uitgekomen bij de huidige omgangstaal in Vlaanderen? Dat verhaal staat centraal in de eerste aflevering van deze podcast. Het begint in 1951 met een brief van Jan Lehembre, een zestienjarige scholier op een Antwerps college.
In zijn brief roept hij scholieren van andere colleges op om mee te ijveren voor een beschaafde omgangstaal. Het was de start van de ABN-kernen, een scholenvereniging voor de verspreiding van het Algemeen Beschaafd Nederlands. In dezelfde periode bliezen enkele Gentse academici nieuw leven in de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal (VBO). Hun aanpak was anders, maar hun doel was hetzelfde.
Voordat de taalgrens in 1962 juridisch werd vastgelegd, bestond er nog steeds Franstalig onderwijs in verschillende Vlaamse steden. In die scholen werd duidelijk neergekeken op het Nederlands en de Nederlandstalige scholieren. De Vlaamse naoorlogse jeugd, die voelde dat het tij aan het keren was, nam dat niet meer en kwam in actie.
In de handleiding voor ABN-promotoren uit 1958 lees je: “Wat wij zijn: jonge Vlaamse mensen, die vrij hun doel nastreven, spontaan en zonder dwang, onafhankelijk en geestdriftig, alleen bekommerd om Vlaanderen de standing te schenken die het te midden van de groten plaatst.”
In de eerste aflevering spreken ABN-promotoren als Geert van Istendael en Jan Veestraeten over de opgang van de beweging in de jaren vijftig en zestig. “Wij waren resoluut pluralistisch. Dat viel niet in goede aarde bij het katholiek onderwijs”, herinnert Van Istendael zich in een interview met Miet Ooms.
De ABN-kwestie speelde zich af tegen de achtergrond van een groter politiek en emancipatorisch verhaal. Wereldwijd verzetten studenten zich tegen de gevestigde orde. In Vlaanderen kreeg die opstand ook een talig randje met ‘Leuven Vlaams’: de splitsing van de tweetalige universiteit in een Frans- en een Nederlandstalige poot.
Hoe liep het verder af met de ABN-kernen in die opstandige jaren zestig, en later in de jaren zeventig en tachtig? Hebben ze hun doel bereikt? Je hoort er alles over in de eerste aflevering van Kinderen van het ABN.
Een podcast in vier afleveringen
In de volgende aflevering richten we de blik op de openbare omroep, de BRT. Welke rol speelden radio en televisie in de promotie en verspreiding van het ABN? Hoe gingen die media om met het ABN? Welke invloed hebben de taalprogramma’s op radio en tv gehad?
De laatste twee afleveringen focussen op de entertainende taalprogramma’s in de jaren negentig, de opwaardering van het Belgisch-Nederlands als evenknie van het Nederlands-Nederlands, de samenwerking tussen Vlaamse en Nederlandse taaladviseurs en woordenboekmakers, en getuigenissen over dialect en standaardtaal in het dagelijkse leven.
Een podcast van de lage landen
Kinderen van het ABN is een productie van Miet Ooms, in opdracht van de lage landen, met steun van het Fonds Pascal Decroos, het Algemeen-Nederlands Verbond en deAuteurs.
Kinderen van het ABN is opgedragen aan voormalig nieuwsanker en toonbeeld van correct taalgebruik Martine Tanghe, die eerder dit jaar overleed.
De eerste aflevering is nu te beluisteren op Spotify, Soundcloud, Google Podcasts en Apple Podcasts.
Bart Haers zegt
Twee elementen, toch: de generatie van het interbellum, zoals wijlen mijn vader en zijn collegevrienden spraken meer dan behoorlijk Nederlands en thuis was het Nederlands de voertaal, niet het dialect van Sint-Margriete of Den Haan, waar mijn moeder opgroeide; Ook zij had op kostschool (Ten Doorn) Nederlands gekregen, maar dat was al na WO II.
Het tweede element was dat voor hen, onder invloed van hun professoren, zoals de leraren humaniora toen nog aangesproken werden, de beheersing van talen hoog op de agenda stond en dus ook het Nederlands. Hoe na de oorlog de ABN-kringen opgang konden maken, verdient zeer zeker aandacht, maar er waren al zaden uitgestrooid, op vruchtbare grond.
Miet Ooms zegt
Dat klopt. De wet die bepaalt dat al het onderwijs in ‘de streektaal’ moest (= Nederlands in Vlaanderen), dateert van 1932, het interbellum dus. Die heb ik vermeld en in de extra’s op de pagina van De lage landen vind je er ook een filmpje over. Veel van de jongeren die achter die ABN-kernen zaten, spraken thuis ook wel behoorlijk Nederlands. Ze vonden het alleen niet behoorlijk genoeg, zoals Lehembre zelf al zegt, én ze vonden dat zoveel mogelijk mensen, liefst iedereen het zou spreken. Vandaar dus die ABN-kernen.
Het tweede wat ik hierbij wil opmerken, is dat in het interbellum een minderheid van de jongeren naar het voortgezet onderwijs ging. De leerplicht was tot 12, later tot 14 jaar. Kinderen uit arbeiders- en boerengezinnen (de meerderheid in die tijd), stopte na de lagere school om te gaan werken of te helpen op de boerderij. Dat veranderde pas toen de leerplicht op 15 jaar kwam en jongeren verplicht ook naar het lager middelbaar moesten, midden jaren vijftig. Op de lagere school leerden de kinderen over het algemeen wel ‘netjes’ praten, maar in het dagelijkse leven was dat toch vooral dialect. Die mensen komen overigens in aflevering 4 aan het woord.
Ten slotte: ik wilde de mensen die achter die ABN-acties en -campagnes zaten zelf hun verhaal laten vertellen. Zij zijn nu ver over de tachtig, maar ze waren kinderen tijdens dat interbellum. Er zijn geen getuigen meer die uit eigen ervaring over het voortgezet onderwijs in het interbellum kunnen vertellen, zeker niet van voor 1932. Ik ben zelf al lang blij dat ik nog zo veel mensen gevonden heb die over die jaren vijftig konden vertellen.
En ja, die mensen hebben nog veel meer verteld dan ik in de podcast heb opgenomen. Ik had bijvoorbeeld de rol van Gevaert aan bod willen laten komen, maar dan was de aflevering veel te lang geworden. Ik hoop het daar uitgebreid over te kunnen hebben in het boek dat ik hierover wil schrijven.