• Nr. 30 uit de Klassieker-reeks van poëzietijdschrift Meander.
De vader van de baby Constantijn, wat hem
voor ogen zweefde stuit en kalmeert mij niet.
Precieze dromen moet ik ’s nachts wel uit,
naar de keuken en ik wil dan nog een uur
op een bevriende stoel.
Niet de geringste engel zou er voor
hebben gevoeld verder te gaan
met haar broze, bedreigde lichaam.
Hij heeft veel te veel bedoeld.
Ik kom niet uit met zijn stoïsch verdriet
en niet met zijn troostrijke orde.
Hoe waar zijn die in zijn huis
trouwens geworden?
Want de moeder schreef het niet.
Ed Leeflang (1929 – 2008)
uit: Bewoond als ik ben (Arbeiderspers, 1981)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag gratis een gedicht in hun mailbox
Luc Vrielinck zegt
Gaat dit gedichtje over Vondel?