Aan het begin van de negende eeuw werd een groot Oudsaksisch geschrift voltooid dat twaalf eeuwen later internationaal nog steeds volop in de belangstelling staat. We zullen nooit te weten komen of de dichter van de tekst dit verwacht had, maar het niet zo waarschijnlijk dat hij deze naar het lijkt onsterfelijke roem heeft nagestreefd. Zijn doel was om de boodschap van Jezus Christus begrijpelijker te maken voor de Saksische bevolking ten tijde van de christianisering. We hebben het over de Heliand, een naam die pas duizend jaar later aan het geschrift is gegeven door de Duitse filoloog Johann Andreas Schmeller toen hij de eerste gedrukte uitgave van de oorspronkelijke tekst bezorgde.
De Heliand is een Oudsaksisch epos in stafrijm dat in 71 hoofdstukken over het leven van Jezus Christus vertelt, vanaf zijn geboorte tot en met zijn hemelvaart. De auteur heeft van de vier evangeliën een lopend verhaal gemaakt (een diatessaron of evangelieharmonie) en daarbij zijn eigen accenten gelegd door aanpassingen te maken en aanvullingen te geven. Daarmee ontstond een bijzonder kunstwerk, dat beschouwd kan worden als een religieus didactisch geschrift uit de vroege middeleeuwen.
Inmiddels is binnen Nederland de Heliand vertaald in vijf van de zeven hoofdvariëteiten van het Nedersaksisch (Gronings, Stellingwerfs, Sallands, Twents en Achterhoeks). Een Drentse vertaling is in voorbereiding. Momenteel worden naar wegen gezocht om ook een vertaling in het Veluws, de zevende variant, van de grond te krijgen. In 2006 verscheen een Nederlandse vertaling van de Heliand en in 2023 werd een nieuwe, geannoteerde vertaling gepubliceerd. Bovendien verscheen in 2022 een nieuwe editie van de Oudsaksische tekst.
Al eerder werd in dit tijdschrift ingegaan op de plaats waar de Heliand vermoedelijk tot stand is gekomen (Waar werd de Heliand geschreven?). Ook is in een eerdere bijdrage de rol van Satan en zijn demonen aan de orde geweest (Satan en de Saksen ). In dit artikel en de volgende bijdragen over de Heliand wordt ingegaan op de vraag hoe de dichter erin kon slagen zijn evangelieharmonie aanschouwelijk te maken in een tijd waarin de wereld van de Saksen kort daarvoor nog te maken had gehad met een bloedige strijd tegen Karel de Grote, die meende de Bijbelse boodschap met grof geweld aan de man te kunnen brengen. We zullen zien dat de dichter om zijn doel te bereiken, een geraffineerde inculturatiestrategie gebruikte om de theologische thematiek in te kleden. In deze bijdrage schetsen we eerst een korte ontstaansgeschiedenis van de Heliand. In de bijdragen die nog volgen, komen de volgende thema’s aan de orde: inculturatie en literaire vorm (2), hemel, aarde en hel (3), bovennatuurlijke entiteiten (4), vergeving en verlossing (5), botsende werelden (6), en het symbool van de voetwassing (7).
Deze bijdragen over de Heliand zijn een uitwerking van een lezing die werd gehouden op 5 oktober 2023 op de thema-avond Lerend geloven van de Protestante Gemeente Hellendoorn.
Korte ontstaansgeschiedenis
Laten we ons even denkbeeldig verplaatsen in tijd en ruimte. Dan bevinden we ons op dit moment in de gemeente Attigny, helemaal in het noorden van Frankrijk, in het Franse departement Ardennes. In de vroege middeleeuwen was Attigny een belangrijke koninklijke residentie van onder anderen Clovis II. Die liet er in 647 een paleis bouwen. Later was Attigny een Karolingische keizerlijke residentie en Karel de Grote vierde er menigmaal Kerstmis en Pasen. Waar zou dat anders kunnen zijn geweest dan in dit paleis? Maar het is nu Kerstmis in het jaar 785. We zien Widukind zittten, hertog van de Saksen. 42 jaar is hij nu. Karel de Grote is er ook. Wat doen die twee voorheen aartsvijanden bij elkaar onder één dak? Drie jaar eerder voerde Widukind immers nog een bloedige strijd tegen Karel, waarbij de Franken bij Süntel opnieuw in de pan werden gehakt. Maar het tij keerde. De Franken kregen de overhand. Uiteindelijk wist Karel de Grote Widukind zo ver te krijgen zich tot het christendom te bekeren, waarmee de weg open lag om ook het Saksische volk verder te kerstenen. Al eerder, in 776 wist Karel de Grote het verzet van de Saksen te breken. Veel van hen beloofden het christendom aan te nemen en zich te onderwerpen. Velen worden gedoopt. Maar dit gebeurde alleen om hun eigen leven te redden. Als het hun uitkwam kwamen ze weer in opstand. Liever vrijheid dan knechtschap. Karel de Grote was een diep gelovig man, maar zijn droom was één groot rijk, onder zijn leiding. Franken en Germanen moesten verenigd worden, iets wat de Romeinen nooit was gelukt. De heidense stammen wilde hij onderwerpen met het zwaard én het Woord van God. En dat gebeurde op een niet al te zachtzinnige manier.
Maar nu zitten Widukind en Karel bij elkaar in Attigny tijdens Kerstmis. In 785 had Widukind uiteindelijk het verzet tegen Karel de Grote opgegeven. En nu treedt Karel op als peetoom bij de doop van Widukind. De paus organiseerde ter gelegenheid van deze doop een groot feestmaal. Widukind mocht hertog van de Saksen blijven. Daarnaast zou hij graaf van Hamaland zijn geworden, een graafschap ten zuiden van Overijssel met de omvang van Twenthe. De Saksische adel kwam deze situatie overigens goed uit, aangezien de vrije boeren, die hun eigen land hadden, nu naar Frankisch recht lijfeigenen werden, dat wil zeggen niet-vrije boeren, die géén eigendom hadden.
Wat moeten we nu van die doop van Widukind denken? Hiervoor werd al opgemerkt dat veel Saksen zich lieten dopen om hun eigen leven te redden. Hun ziel zat er niet in toen zij hiertoe overgingen, zoals we het kunnen uitdrukken. Dit inzicht ontbeerde Karel de Grote echter bij zijn woeste bekeringsijver. Als we het geloof zien als Godskennis, als een hogere vorm van begrijpen, dan weet een van de hoofdpersonages uit Ontmoetingen met bijzondere mensen, een werk van vanGeorge Ivanovich Gurdjieff, treffend het verschil te karakteriseren met andere vormen van kennis. De monnik Vader Giovanni, voorheen katholiek priester in zijn vaderland Italië, zegt daar het volgende over.
Geloof kan de mensen niet worden gegeven. Geloof wordt in de mens niet geboren en ontwikkelt zich evenmin actief in hem als het resultaat van automatische kennis die gebaseerd is op het vaststellen van de hoogte, de dikte, de vorm of het gewicht van een bepaald voorwerp, en evenmin als gevolg van waarneming door middel van zien, horen, voelen, ruiken of proeven – het is het resultaat van begrijpen. Het begrijpen is de essentie, het wezenlijke van wat verkregen wordt uit opzettelijk verworven informatie en ervaringen die men zelf heeft doorleefd. (…) het is oneindig gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan (…) dan om het begrijpen dat zich in ons heeft gevormd, aan een ander over te dragen.
Laten we ons nu verplaatsen naar het jaar 830. Rond die tijd situeren we het ontstaan van de Heliand. De Heliand, een Oudsaksisch epos in bijna zesduizend verzen in Oudgermaans stafrijm, met Jezus Christus als hoofdfiguur, voorgesteld als een leenheer die met zijn vazallen (de leerlingen) rondtrekt. In de Heliand wordt het leven van Jezus weergegeven op de manier zoals dat gebeurde in Germaanse sagen en het werk kan dan ook gezien worden als zo’n heldendicht. In zijn tweedelig overzicht van de Nederlandse literatuur tot 1400 gaat Frits van Oostrom in op de Heliand als oraal epos, waarin Jezus als Germaanse vorst figureert. Van Oostrom weet de essentie van de Heliand voortreffelijk te karakteriseren als hij zegt dat het werk beslist geen Germaans heldenepos is onder een dun christelijk vernis: ‘In feite werkt het ‘germanisme’ andersom: als glazuur rondom een christelijke kern ten gerieve van een publiek dat leefde bij de strijd’. De grondtoon van de Heliand noemt hij even daarvoor op dezelfde pagina ‘diep christelijk, en zeker voor de begrippen van die tijd pacificerend in zijn sympathie voor deemoed, vrede en liefde.’ Opnieuw roept dit de vraag op hoe we nu de aard van dit werk rijmen met de gewelddadige wijze waarop Karel de Grote het christelijk geloof aan de Saksen dacht op te kunnen dringen?
De rol van het onderwijs
Het was de bekende zoon van Karel de Grote, Lodewijk de Vrome (778-840), die in feite de opdracht gaf tot het schrijven van evangelieharmonie ten behoeve van de Saksische bevolking, die in de decennia daarvoor door een proces van christianisering was gegaan. Het is echter niet waarschijnlijk dat de didactische aanpak van Lodewijk de Vrome in schril contrast stond tot de manier waarop zijn vader later in zijn leven dacht over de manier waarop de blijde boodschap van de Bijbel verder verduidelijkt en verspreid kon worden. Het is algemeen bekend dat voor Karel de Grote het onderwijs belangrijk was voor de samenleving. Op de middelbare school hoorden we bij het vak Frans ‘Sacré Charlemagne’, een liedje uit 1964 van de Franse zangeres France Gall, dat begint met de vraag
Qui a eu cette idée folle
Un jour d’inventer l’école?
Wie het antwoord nog niet had afgelezen uit de songtitel, die keurig aan de eis voldoet dat een titel de ideeën van de volgende tekst in een paar woorden samenvat, krijgt het al in het eerste couplet ingepeperd: C’est ce sacré Charlemagne. In de loop van het lied krijgen we een opsomming van diverse akelige schoolvakken. Menig scholier die niet als nerd geoormerkt wilde worden, zal het lied uit volle borst hebben meegezongen.
Invloed van Alcuinus van York
Bij onderwijs moeten we ook denken aan het leren lezen van godsdienstige teksten. Een belangrijke rol in dit onderwijsproces heeft de Angelsaksische geleerde en schrijver Alcuinus van York (ca. 735-804) gespeeld. Hij was leermeester en later raadgever van Karel de Grote en kan worden beschouwd als een soort Minister van Onderwijs. Alcuinus zorgde voor het behoud van de literaire bronnen, de organisatie van de scholen, en voor het niveau van het onderwijs. Bovendien gaf hij onderricht aan veel van Karels kinderen en andere familieleden. Ook kreeg Alcuinus het beheer over verschillende abdijen. Deze Alcuin schreef bovendien een commentaar op het Johannes-evangelie, een werk dat de Helianddichter geraadpleegd zou hebben. Een belangrijk argument op grond waarvan we kunnen aannemen dat de Heliand in de abdij van Fulda tot stand kwam, vormt de brief die Karel de Grote ergens in de laatste twee decennia van de achtste eeuw stuurde aan abt Baugulf van de abdij van Fulda, waar hij van 779 tot 802 de tweede abt was. Deze brief gaf aan dat het hof van Karel de Grote van mening was dat bisdommen en kloosters de kennis der letteren moesten overdragen aan de mensen die van God de gave hadden ontvangen om te kunnen leren. De achterliggende gedachte was dat deze kennis ten goede kwam aan een beter begrip van de heilige teksten. Ongetwijfeld hebben Alcuinus en Karel hier samen goed over nagedacht. Alcuinus was een door Karel gerespecteerd raadgever, maar hij had een heel andere visie op het brengen van de boodschap van Jezus dan Karel had, in elk geval in zijn vroegere jaren. Uit zijn werken komt naar voren dat hij met verwijzing naar teksten uit de Bijbel van mening was dat je mensen zachter zou moeten benaderen als je hen wilde bekeren, net zoals je baby’s voedt met melk. Een harde hand leidt ertoe dat gevoelige personen hun melk weer uitbraken. Een ander beeld dat hij gebruikt is gebaseerd op een uitspraak van Jezus. Nieuwe wijn giet je niet in oude flessen, omdat ze dan breken. Hier zien we dat Alcuinus ideeën over het brengen van de blijde boodschap aanzienlijk de kant op gaat van wat de monnik Vader Giovanni aan inzicht toonde in het verwerven van Godskennis.
De opdracht tot het schrijven van de Heliand
Ongetwijfeld heeft ook Lodewijk de Vrome (778-840), die zoals gezegd de opdracht gaf een diatessaron te schrijven ten behoeve van de Saksische bevolking, de lessen van Alcuinus gevolgd en zich geïnspireerd gevoeld door de visie van deze geleerde toen hij deze opdracht aan de Helianddichter gaf. Diens taak was het om de leken-elite, de krijgsadel, die geen Latijn beheerste, een handleiding te schenken in de Oudsaksische volkstaal en de inhoud zo vorm te geven dat deze de doelgroep zou aanspreken. Om dat te bereiken heeft de dichter een literair meesterwerk ontworpen waarin de inhoud met aanpassingen, toevoegingen en uitleg is ingebed in de Saksische cultuur van die tijd. Maar zoals gezegd, het is niet waarschijnlijk dat de didactische aanpak van Lodewijk de Vrome in schril contrast stond met de manier waarop de omgeving waarin hij opgroeide, dacht over de wijze waarop de blijde boodschap van de Bijbel verder verduidelijkt en verspreid kon worden. Zijn vader mocht dan een zeer harde kant hebben, het onderwijs was voor hem van cruciaal belang. Met Alcuinus van York erbij als leermeester en raadgever kunnen we ons niet anders voorstellen dan dat Lodewijks bedje gespreid was toen hij de Helianddichter een opdracht gaf die zou leiden tot het scheppen van een meesterwerk dat twaalf eeuwen later nog volop de aandacht heeft binnen diverse wetenschappelijke disciplines.
Maar wat moeten we ons voorstellen bij die aanpassingen, toevoegingen en uitleg in de Heliand? Hoe wordt in de Heliand het evangelie vorm gegeven? Op welke manier zien we de inculturatie terug, zoals het verschijnsel wordt genoemd waarbij, in ons geval, elementen uit de Saksische cultuur terecht komen in een tekst die het leven van Jezus Christus vertelt? Ten slotte is het de vraag waar de tekst van het diatessaron zodanig afwijkt van de evangeliën dat er sprake lijkt van enige frictie tussen de Heliand en de brontekst. Deze onderwerpen zullen we in een aantal volgende artikelen voor het voetlicht brengen. In de tweede bijdrage is de aandacht gericht op de inculturatie in de Heliand en de literaire vorm van dit werk.
Laat een reactie achter