De verenglishing van het Nederlands in Vlaanderen (2.3)
In deze reeks vertellen onderzoeker Eline Zenner en taalliefhebber Jan Hautekiet het verhaal van de ‘verenglishing’ van het Nederlands in Vlaanderen. Een overzicht van de afleveringen in de aangroeiende reeks vind je hier. In dit stukje bekijken ze hoe de koloniseringsgeschiedenis van Groot-Brittannië bijdroeg aan de verspreiding van het Engels in de wereld.
Dearest creature in creation
The chaos, George Nolst Trenité.
Studying English pronunciation,
I will teach you in my verse
Sounds like corpse, corps, horse and worse.
I will keep you, Susy, busy,
Make your head with heat grow dizzy;
Tear in eye, your dress you’ll tear;
Queer, fair seer, hear my prayer.
Pray, console your loving poet,
Make my coat look new, dear, sew it!
Just compare heart, hear and heard,
Dies and diet, lord and word.
U las net de eerste strofes uit The Chaos van George Nolst Trenité. Elines echtgenoot gebruikte het gedicht in de les Engels in het zesde middelbaar. Extra punten voor wie elk woord goed uitspreekt. Neem lord and word: slechts een lettertje verschil, maar een heel andere klank. Lood en weud. Het Engels is zeker niet zomaar een wereldtaal geworden omwille van zijn elegante en rechtdoorzee koppeling tussen schriftbeeld en klank.
Wie toch volhoudt dat het Engels zo populair werd omwille van zijn eenvoud, kan best het advies volgen van David Crystal in zijn boek English as a Global Language.Haal er gewoon even een grammatica van het Engels bij en tel de bladzijden. Dat zijn er 1779 voor het standaardwerk A Comprehensive Grammar of the English Language van Quirk, Greenbaum, Leech en Svartvik, wat netjes vergelijkbaar is met de 1717 bladzijden van onze eigen Algemene Nederlandse Spraakkunst. De status van het Latijn als lingua franca toont tot slot ook nog mooi hoe eenvoud geen vereiste is voor een gedeelde taal: ook een taal die in tegenstelling tot het Engels een complex naamvallensysteem heeft, kan zich breed verspreiden.
De sleutel is zo vaak niet de eenvoud van de taal, maar wel de macht van haar sprekers. We duiken samen even de geschiedenis in voor wat toelichting. Hoewel er minstens een boek te wijden is aan de historische context van de verspreiding van het Engels over de wereld, houden we het hier graag kort. Wie meer wil weten, kan behalve in het eerder vermelde boek van Crystal, ook terecht in English: One Tongue, Many Voices van Jan Svartvik en Geoffrey Leech of in English around the world: An introduction van Edgar Schneider.
Als vertrekpunt nemen we de vijfde eeuw na Christus, toen verschillende Germaanse stammen het kanaal overstaken. Ze kwamen om te blijven en brachten hun Germaanse dialecten mee. Zoals ook valt af te leiden uit het lage aantal Keltische woorden in het hedendaagse Engels, was er niet noodzakelijk veel liefde tussen de aankomende Angelen, Saksen en de Juten en de al aanwezige Kelten. Wat volgde op het eiland, waren enkele eeuwen met veel invloeden van buitenaf: via missionarissen versterkte het contact met het Latijn, de aangemeerde Vikingen zorgden voor Noorse invloeden en dan luidde 1066 het begin in van 300 jaar sterke invloed van het Frans. Aan het einde van de Normandische verovering bleef de rivaliteit tussen Fransen en Britten hangen, maar kon het Engels op het eiland tussen de Noordzee en de Atlantische Oceaan weer de eerste viool gaan spelen. In 1476 vond William Caxton de drukpers uit, en dat gaf de nodige drijfkracht voor de standaardisering van het Engels die zich de volgende eeuwen zou verderzetten, met als mijlpaal onder andere Johnsons A Dictionary of the English Language in 1755. Tussenin bevonden zich de gouden jaren van Engeland. Vooral onder Elizabeth I, van 1558 tot 1603, groeide Engeland uit tot een trotse natie met verstrekkende internationale ambities. En zo groeide het Engels mee van een eilandtaal als lappendeken van vreemde invloeden tot wereldtaal.
Zo ging dat in de zestiende eeuw: geen internationale ambitie zonder kolonisering. Hoewel de Britten er zich pas na de Portugezen en Spanjaarden aan waagden, is het belang ervan voor het statuut van het Engels als wereldtaal moeilijk te overschatten. Taalkundige Edgar Schneider benadrukt dat verschillende types kolonisering elk op hun eigen manier voor taalcontact en taalverspreiding zorgden. Ten eerste waren er handelskolonies, waar handel met de lokale bevolking vooropstond om allerlei exotische producten richting thuisland te krijgen. Kruiden uit India zijn terecht een vaak vermeld voorbeeld. Dit type kolonie was vooral dominant in de eerste fase van de Europese koloniseringsgeschiedenis. Communicatie tussen de lokale bevolking en de aanmerende Europeaan was hier doorgaans beperkt en gericht op een succesvolle handelstransactie.
Belangrijker voor de verspreiding van het Engels waren de exploitatiekolonies, die in verschillende gevallen in de loop van de achttiende en negentiende eeuw uit die handelskolonies groeiden. Congo is een berucht voorbeeld van zo’n kolonie uit onze eigen geschiedenis. Om zijn greep op de beschikbare producten en hun ontginning te verzekeren, probeerde de kolonisator mee aan het politieke roer van de kolonie te staan en zijn macht over het gebied te versterken. En zoals steeds bleek ook hier: taal is macht.
Bij vestigingskolonialisme, het derde type, was de kolonisator veeleer op zoek naar nieuw grondgebied voor de eigen inwoners. Het ging daarbij vaak om inwoners die hun geluk elders willen gaan beproeven omdat het thuisland geen inkomsten of veiligheid biedt, of om uit de gratie gevallen burgers die verplicht worden te vertrekken. Australië is een voorbeeld van zo’n strafkolonie. Dat de steevast als inferieur beschouwde inheemse bevolking vaak letterlijk en minstens figuurlijk, samen met hun taal, moest wijken, zagen de aankomende nieuwkomers als een soort onvermijdelijke nevenschade.
Plantagekolonies kunnen we tot slot als een aparte vorm van vestigingskolonies zien, waar exploitatie de vestiging mee motiveerde. Ook hier trokken inwoners uit de koloniserende landen vaak in groten getale richting gekoloniseerd gebied, maar met het oog op de grootschalige uitbouw van agriculturele projecten, incluis slavernij en het bijhorend verplicht transport van werkkrachten uit andere kolonies.
Via enkele voorbeelden kunnen we nu wat preciezer de vele mogelijke verhoudingen toelichten tussen het type kolonie en de manieren waarop het Engels zich als wereldtaal op de voorgrond drong. Het wellicht meest voor de hand liggende effect van kolonisering op de verspreiding van het Engels vinden we bij de vestigingskolonies. Engelstalige sprekers vestigden zich in nieuw gebied, brachten hun taal mee, en verdrukten daarbij vaak ook die van de inheemse bevolking – al dan niet samen met die bevolking zelf. De Verenigde Staten, met de oprichting van Jamestown, Virginia in 1607, is hier natuurlijk de ultieme en oudste vestigingsvariëteit van het Engels. Over Amerika later meer.
De plantagekolonies kenmerkten zich typisch door intensief taalcontact tussen de numeriek kleinere maar machtige groep van Engelstalige toezichthouders en de etnisch en talig diverse groep slaven en arbeiders. Omdat de communicatie grotendeels beperkt bleef tot het uitdelen en ontvangen van instructies, ontwikkelden zich op die plantages vaak in eerste instantie pidgins. Pidgins zijn eenvoudige talen met een beperkte woordenschat en weinig vervoeging en verbuiging, die als een soort mengvorm van verschillende andere talen ontstaat. Een pidgin heeft geen moedertaalsprekers en dient als communicatiemiddel tussen mensen zonder gedeelde taal. Van zodra een pidgintaal wel moedertaalsprekers krijgt, wordt die alscreooltaalbeschouwd.
In Jamaica vinden we een voorbeeld van dit soort taalcontact tussen het Engels en andere talen op plantagekolonies. In 1494 meerde Columbus, varend onder Spaanse vlag, ginds aan in zijn ontdekking van de Nieuwe Wereld. Om de vraag naar vooral suikerriet bij te houden nam de import van Afrikaanse slaven toe. De eerste pidgins ontstonden als een blend tussen het Spaans, lokale talen en talen van de slaven. Midden zeventiende eeuw namen de Britten er de macht. Er volgden nog meer plantages, en nog meer import van slaven, ook onrechtstreeks vanuit al gekoloniseerde gebieden als Barbados die als tussenpost dienden. Communicatie op de plantages was niet vanzelfsprekend gezien de diverse talige achtergrond van de aanwezigen. Zo ontstond een mengtaal van Engels, lokale talen en de talen van de Afrikaanse slaven. Die mengtaal werd steeds meer omarmd. Versterkt door de onafhankelijkheid van Jamaica in 1962 groeide de trots op de eigen lokale identiteit en de bijhorende taal. Die trots werd ook internationaal uitgedragen. Wie Bob Marley al niet kent, kan zich misschien wel de vlag van Jamaica voor de geest halen, of hoort ergens wel een vleugje Jamaicaans Creool Engels in het achterhoofd. Dat Jamaicaans Creool Engels kreeg steeds duidelijker een erkende plaats naast Jamaicaans Engels, de formele variëteit gebaseerd op Brits Engels en de standaard die de numeriek kleine maar machtige groep Britse heersers hanteerde. In de praktijk is het onderscheid tussen beide taalvormen niet altijd scherp te trekken: sprekers bewegen zich afhankelijk van situatie en toehoorder vlot op een schaal van meer informeel Jamaicaans Creools Engels naar meer formeel Jamaicaans Engels. Wel duidelijk is dat beide punten op de schaal aantonen hoe contact met andere talen het Engels in zijn verspreiding heeft beïnvloed.
Nog een ander verspreidingsverhaal van het Engels vinden we in India, waar de Britten via hun Oost-Indische Compagnie vanaf de vijftiende eeuw aankwamen. In de exploitatiekolonie werd het Engels gereserveerd voor de elite. Als taal van politiek en organisatie kregen aanvankelijk de hooggeplaatsten van de lokale bevolking er toegang toe. Bij de onafhankelijkheid van India in 1947 kwam daar verandering in: Engels taalonderwijs werd sterk gestimuleerd in de hoop zo de banden tussen India en de Britse Kroon te behouden. Gezien de politieke en economische macht van het Verenigd Koninkrijk en zijn aanvoerdersrol bij de Industriële Revolutie, was er zeker openheid bij de lokale bevolking om het Engels te verwerven. Het hielp daarbij dat het Engels een soort neutraliteit kon bieden voor communicatie tussen etnisch diverse groepen.
Dat symbolische belang van ‘neutraliteit’ – we schrijven het bewust tussen aanhalingstekens – zien we ook in Afrika. Tegen de negentiende eeuw wilden alle Europese grootmachten hun deel opeisen in het – opmerkelijk duistere – koloniseringsverhaal. Met veel van de internationale kaarten al geschud, kwam er steeds meer conflict over wat er nog te verdelen was. De West-Afrikaconferentie van 1885, een sleutel in die Wedloop om Afrika, werd lange tijd gezien als de plaats waar Afrika werd opgedeeld in invloedsgebieden per Europese kolonisator. De precieze rol van die conferentie wordt intussen wel al eens betwist, maar het blijft wel zo dat Afrika letterlijk relatief rechtlijnig is opgedeeld, met weinig aandacht voor de aanwezige sociale krijtlijnen.
In die periode ontstond ook het door de Britten gekoloniseerde Nigeria. In 1971 schatte taalkundige Ayọ̀ Bámgbóṣé het aantal etnische groepen daar tussen de 250 en 300. De meer dan honderd miljoen diverse inwoners van het nieuwe land vonden zo in het Engels een etnisch ‘neutrale’ taal in een multi-etnisch gebied. Nigerian Pidgin ontstond in die context als communicatief hulpmiddel, ook hier naast een meer standaardvariëteit van het Engels die er voor formele communicatie tussen hooggeplaatsten bestond. Het oorspronkelijke pidgin groeide uit tot een van de grootste creooltalen ter wereld. Meer dan 140 miljoen Nigerianen spreken de taal vlot en het aantal mensen dat Nigerian Pidgin als eerste taal spreekt, groeit snel.
Dit handvol complexe verhalen heeft elk een eigen geschiedenis, die we geen recht kunnen aandoen met de korte beschrijving hier. Ze zijn ook maar een kleine greep uit het brede aanbod verhalen over de relatie tussen kolonisering en verengelsing. Die kolonisering zorgde tegen het einde van de negentiende eeuw voor een immens geografisch bereik voor de Britse Kroon en zo ook voor haar taal. The empire on which the sun never sets.
Vooral vanaf het interbellum ging de zon geleidelijk aan het zakken, brokkelde het rijk af en verwierven steeds meer kolonies de onafhankelijkheid. Die onafhankelijkheid luidde evenwel niet het einde van de verengelsing in.
Ten eerste was het Engels in de kolonies lang niet meer enkel de eigendom van de Britten, zoals onze voorbeelden mee illustreren. In elk van de kolonies ontstond een eigen traject van taalcontact en taalverandering onder invloed van het Engels. De lokale bevolking internaliseerde het Engels, creëerde eigen varianten en variëteiten, nam minstens ten dele eigenaarschap op van de taal, maakte er een manier van om de identiteit uit te drukken.
Ten tweede kreeg Groot-Brittannië in de negentiende eeuw een leidende rol in een ander verhaal, dat van de Industriële revolutie.
Ten derde, en minstens even belangrijk voor het Vlaamse verhaal, stond er een nieuwe Engelstalige grootmacht klaar toen het domein van de Britse Kroon aan het inkrimpen ging.
Daarover meer in ons volgende stuk!
Een gestructureerde inhoudsopgave van De verenglishing staat hier.
Bij deze reeks hoort een regelmatig geüpdatete bronnenlijst.
Lees ook het volgende artikel in deze reeks: The Fourth of July
Lees ook het vorige artikel in deze reeks: Waarom het Engels: unieker dan je denkt
Willy Vandeweghe zegt
Informatief stuk!
Jan Burgers zegt
kleine correctie: de Engelsen voeren sinds eidn zestiende (niet vijftiende) eeuw op India. De East India Company is in 1600 gesticht.
Weia Reinboud zegt
Terzijde: Caxton krijgt wel iets te veel eer, hij is de eerste die Engelse teksten drukte, maar de uitvinding van de drukpers is toch echt een jaar of twintig eerder door Gutenberg gedaan. Caxtons eerste tekst in het Engels is gedrukt in Brugge, in 1475. Een jaar later, een terzijde binnen een terzijde, in 1476 werd de eerste tekst in het Italiaans gedrukt in Venetië, ik bezit er een velletje van. Ouder drukwerk is meestal Latijn – het Engels van destijds.