Dit webinar vloeit voort uit een symposium dat van 23 tot 26 augustus 2023 plaatsvond aan de Universiteit van Stockholm, met als titel ‘Diversiteit in de transnationale circulatie van Nederlandstalige literatuur’. Een 25-tal onderzoekers ging er in gesprek over dat onderwerp. Met het begrip ‘transnationale circulatie’ wordt de kwestie bedoeld hoe vertaalde Nederlandstalige literatuur circuleert in verschillende contexten en op welke manier zulke circulatie tot stand komt. In dat proces spelen vele actoren een rol: letterenfondsen, uitgevers, culturele bemiddelaars, literaire prijzen enz.
Annika Johansson verwijst naar twee projecten die dit thema eerder al op de kaart zetten,
met name:
- Circulation of Dutch Literature (CODL):een onderzoeksprogramma gesuperviseerd door Elke Brems (KU Leuven), Orsolya Réthelyi (ELTE Universiteit Boedapest), Ton van Kalmthout (Huygens Instituut) dat leidde tot het boek Doing Double Dutch (2017, Leuven University Press).
- Binnenlandse vogels, buitenlandse nesten:
een project waarin een consortium van dertien internationale afdelingen neerlandistiek en vertaalwetenschap zich buigt over de internationale verspreiding van Nederlandstalige literatuur. Op 9 en 10 juni 2022 organiseerde dit consortium een symposium.
Het symposium dat afgelopen augustus in Stockholm plaatsvond, bracht meer dan 25 onderzoekers samen uit Europa, Indonesië en Zuid-Afrika. Dit webinar laat vier van hen aan het woord: Małgorzata (roepnaam: Gosia) Dowlasczewicz heeft het over DLIT; Sara van Meerbergen en Alexia Stoicescu deden receptieonderzoek naar uit het Nederlands vertaalde romans, en Orszola Réthelyi naar vertalingen uit het Nederlands in Hongaarse literaire tijdschriften.
DLIT
De afkorting DLIT staat voor ‘Dutch Literature in Translation’ (https://dlit.univie.ac.at/). Het oorspronkelijke project werd ontwikkeld door Herbert Van Uffelen (Universiteit Wenen). Twaalf partnerinstellingen verenigden zich met steun van de Taalunie onder deze koepel, met als doel gecoördineerd onderzoek te verrichten naar de receptie van Nederlandstalige literatuur in ‘perifere’ taalgebieden. Sinds 2021 is het project een nieuwe fase ingegaan. Onder leiding van Van Uffelen en Małgorzata Dowlasczewicz worden nu transnationale onderzoeksprojecten gecoördineerd die scherpstellen op ‘diversiteit in de receptie van Nederlandstalige literatuur in perifere gebieden’. De hieronder besproken projecten vallen onder deze noemer.
Romans van de millennialgeneratie in het Zweeds en het Roemeens
Sara van Meerbergen krijgt het woord. Zij legt uit dat zij Alexa Stoicescu leerde kennen dankzij DLIT. Ze bleken een flink aantal gemeenschappelijke onderzoeksinteresses te hebben en constateerden dat in de romans van een nieuwe generatie Nederlandstalige auteurs nieuwe thema’s naar voren kwamen: het klimaat, queerness, affect enz. Deze nieuwe generatie millennialauteurs (geboren tussen 1980 en 2000) bestaat overwegend uit vrouwen. Zowel in Zweden als in Roemenië bleken al vrij snel na de Nederlandse publicatie Zweedse resp. Roemeense vertalingen van hun boeken te circuleren. Dat komt, zegt Stoicescu, doordat deze auteurs transnationale thema’s aansnijden (zoals klimaat en queerness, maar ook dierenrechten). Het feit dat Marieke Lucas Rijneveld in 2020 de Booker Prize won voor de Engelse vertaling van ‘De avond is ongemak’ is zeker een katalysator geweest voor de circulatie van vertalingen uit het Nederlands in perifere gebieden. Toch wordt deze millennialgeneratie niet per se vertaald omdat ze in het Nederlands schrijft, wel omdat ze thema’s aanhaalt die transnationaal en actueel zijn. Theoretisch vertrekt het onderzoek van Sara en Alexa vanuit het begrip ‘periferie’, waarbij vertalingen in het Zweeds en in het Roemeens als ‘semi-perifeer’ gelden. Vervolgens wordt het ‘mediatorship’ onderzocht: de manier waarop de vertaalde literatuur circuleert in de cultuur van de doeltaal. Nieuw is dat ook sociale media onderzocht worden: welke mediërende rol spelen auteurs, vertalers en bookstagrammers in de circulatie van vertaalde Nederlandstalige literatuur? Om het antwoord op deze vraag te kennen, is het wachten op de publicatie van de onderzoeksresultaten.
Andere voorbeelden van ‘diversiteit’ in de receptie van Nederlandstalige literatuur
Annika Johansson merkt op dat de Surinaamse en Caribische literatuur in het Nederlands wat onderbelicht is gebleven in Zweden. Op de boekenbeurs in Göteborg waar Nederlandse literatuur centraal stond, was er één Zweedstalig tijdschrift met een themanummer over postkoloniale Nederlandse literatuur, waarin onder meer vertalingen stonden uit het werk van Astrid Roemer. Dat nummer kwam er niét omdat het tijdschrift deze (Nederlandstalige) auteurs wilde promoten in het Zweeds, maar wel omdat zij transnationale thema’s en onderwerpen behandelden die ook in Zweden aan de orde van de dag waren. Een eerste ‘postkoloniale’ roman, Tip Maruggs De morgen loeit weer aan, werd pas in 2023 naar het Zweeds vertaald, nadat er eerst (in 2015) een Engelse vertaling was verschenen. Betekent dat dat binnenkort Astrid Roemer aan de beurt is, nu romans van haar hand in het Engels en het Duits vertaald zijn? Dat valt af te wachten. Małgorzata Dowlasczewicz vestigt de aandacht op Nederlandstalige auteurs met een migratieachtergrond. In het eigen taalgebied duiken ze op vanaf de jaren tachtig, maar dan voornamelijk als ‘marginaal’ fenomeen, vaak vertaald vanuit de moedertaal van de auteur. Dat veranderde pas op het moment dat er eigen prijzen werden ingesteld voor auteurs met een (bijvoorbeeld) Arabische achtergrond. Vreemd genoeg, merkt Annika Johansson op, is de Zweedse samenleving even multicultureel als de Nederlandse; toch worden boeken van auteurs met een migratieachtergrond niet naar het Zweeds vertaald. Als ze dan toch circuleren in vertaling, merkt Dowlasczewicz op, heeft dat te maken met het feit dat ze vertegenwoordigd waren in buitenlandse bloemlezingen en themanummers van tijdschriften in andere talen (Sloveens, Frans, Kroatisch, Hongaars, Pools). Daarin stonden auteurs met een migratieachtergrond gewoon tussen autochtone Nederlandstalige auteurs (denk: Claus naast Kader Abdolah). Ze werden in de periferie dus niet geframed als iets aparts, wat in het centrum wel het geval was.
Tijdschriften als contactpunten: Nederlandse auteurs in Hongarije
Orszolya Réthelyi stelt zichzelf voor als historica en neerlandica. Met het oog op de ontwikkeling van een Hongaarse literatuurgeschiedenis van de Nederlandse literatuur in Hongarije doet ze onderzoek naar contactpunten tussen de Nederlandse en de Hongaarse literatuur toen en nu. Op het congres in Stockholm presenteerde zij haar onderzoek naar de receptie van Nederlandstalige literatuur in Hongaarse tijdschriften. Voor WOII verscheen twee derde van alle vertaalde literatuur in het Hongaars immers in literaire tijdschriften, dag- en weekbladen. Deze mogen niet vergeten worden in receptieonderzoek, benadrukt Réthelyi, want je vindt daar veel vaker vertalingen uit het Nederlands dan wanneer je alleen de boekproductie bekijkt. Bovendien blijkt uit de bronnen, die tot voor kort niet digitaal beschikbaar waren, dat het over een heel grote diversiteit aan auteurs gaat, zowel mannen als vrouwen – en dat allemaal voor de Tweede Wereldoorlog. Het is dus van groot belang om ook tijdschriften te bekijken wanneer je de circulatie van vertalingen bestudeert, ook als het gaat om hedendaagse literatuur. Zij geven een veel diverser beeld van vertaalde titels en namen.
Vragen uit het publiek
Na de verschillende presentaties is het woord aan het publiek. Een deelnemer heeft vragen bij de wat denigrerend klinkende term ‘periferie’. Sara van Meerbergen verduidelijkt dat ‘periferie’ een term is uit de taalsociologie, waarin het gaat over machtsverhoudingen. ‘Perifere’ talen zijn niet noodzakelijk ‘kleine’ talen. Orszolya Réthelyi legt uit dat ‘perifere talen’ in het vakjargon juist een zeer neutraal begrippenpaar is: de term duidt talen aan waaruit minder dan één procent vertaald wordt op de mondiale boekenmarkt. Małgorzata Dowlasczewicz zegt dat de markt in ‘perifere’ taalgebieden wat anders functioneert dan in centrale taalgebieden: er worden andere boeken vertaald dan in de centrale talen, het gaat om een ander soort culturele transfer. Alexa Stoicescu stelt voor om de term, die inderdaad wat negatief kan klinken, dan maar als geuzennaam te hanteren.
Een tweede deelnemer wijst er, naar aanleiding van het punt over auteurs met een migratieachtergrond, op, dat er ook in Vlaanderen zulke auteurs zijn. Dat klopt, bevestigt Dowlasczewicz, maar de aanwezigheid van auteurs met een migratieachtergrond is beter ingebed in het Nederlandse literaire veld dan in het Vlaamse.
Een derde volger stelt ten slotte een prikkelende vraag: op Sara van Meerbergen na zijn alle sprekers niet alleen onderzoeker, maar zelf ook actor in het veld als vertaler. Hoe houden ze die rollen uit elkaar? Het is belangrijk, stelt Réthelyi, dat je daar transparant in bent. En ook al zegt Johansson dat niemand van hen onderzoek doet naar hun eigen rol als vertaler, toch blijft het volgens Alexa Stoicescu moeilijk om volledige objectiviteit te bewaren. Er zijn voordelen aan die dubbele pet: je bent goed op de hoogte van wat er verschijnt, je hebt een goed overzicht. Daarnaast is het van belang te beseffen dat vele titels gewoon niet vertaald worden als je het zelf niet doet: er is hoop en al zeven vertalers uit het Nederlands naar het Roemeens. Zelf vertalen is voor buitenlandse onderzoekers ook een soort plicht.
Slot
Terwijl Annika Johansson de sprekers en de deelnemers bedankt voor hun aanwezigheid, nodigt Małgorzata Dowlasczewicz iedereen uit op de onlinelessenreeks ‘Diversity in Dutch Literature’. Die loopt sinds oktober elke vrijdag van 10.00 tot 11.30 CET. Ze wordt georganiseerd door DLIT en uitgezonden via het MOODLE-platform van de Taalunie. Op vrijdag 15 december a.s. vindt de laatste les plaats.
Dit webinar was het vierde van dit seizoen in de reeks ‘Voortvarend Nederlands Virtueel’, een reeks bouwstenen voor een neerlandistiek van de toekomst. Het volledige programma vindt u hier: https://www.ivn.nu/reeks-voortvarend-nederlands-virtueel-2023-135.
Laat een reactie achter