Eén bewerking vond ik maar van dit tiende en laatste Hoffmann-verhaal. Kennelijk is het moeilijk iets te verzinnen met opstijgen en in het uitspansel verdwijnen met behulp van iets anders dan de hoffmanniaanse paraplu. Maar in Wolkenpeter, het openingsverhaal van In het land der wijsneuzen uit 1906, stijgt de jongen (Peter, Piet en Pieter geheten – de de dichter/vertaler liep de kantjes ervan af) op in een luchtballon die hij van zijn vader gapt, die ermee naar Afrika op reis zou gaan.
“Zoo’n reisje, ja, dat zal me lijken,
Ik ga de wolken eens bekijken!”
Roept Peter-Piet-Pieter uit en weg is hij. Maar:
Het vloog maar verder, razend vlug
En nooit kwam Pieter meer terug.
Soms ziet men ’s avonds, heel omhoog,
Iets zweven in een grooten boog –
Geloof dan maar dat dit gewis
De stoute Wolkenpeter is.
Hoezo stout? Ja, in de zin van stoutmoedig! Een held, zou ik zeggen, een avonturier.
Slotkonkeluderend, de bewerkingen van de tien verhalen overziend. Het hoeft geen verbazing te wekken dat Der Struwwelpeter nog steeds amuseert en de navolgers niet of nauwelijks. Niet alleen zijn de versjes knapper, de illustraties aansprekender dan alles wat zich erna heeft aangediend (dingen van Norweb, Hopmanius, Ilpsema-Vinckers en Goeverneur misschien uitgezonderd), maar ook is Hoffmann vrij van het gemoraliseer, de humorloosheid, de muffe binnenkamersfeer, de geniepigheid en huichelachtigheid die doorgaan voor fatsoen, de ‘schande’ die vrijwel overal rondgestrooid wordt, de loze verboden en de nare straffen (die niet verlicht worden door grappige rijmen) de onwaarachtige eindes met inkeer en het nooit meer doen van de kinderen, en vooral de aperte kindvijandigheid die in de Nederlandse struwwelpetriaden zo welig tieren.
De unieke verdienste van Hoffmann is dat hij die moraal altijd ondergeschikt laat aan het vertelplezier, de spanning die de gruwelijke gebeurtenissen opwekken. De kinderen zijn gefascineerd en dat sluit uit de aard der zaak enige opvoedkundige afschrikwekkende effecten uit. Wat leuk is kán niet slecht zijn. En dat is precies het verschil met de meeste navolgingen, die slechts de gewelddadige afloop overnemen en zich verder alleen maar vrolijk maken ten koste van de regelovertredende kinderen door hoonlachend sadistische straffen uit te delen. Niet leuk. En wat niet leuk is kán niet goed zijn.
_____
De langsgekomen werken, alfabetisch op titel:
Boontje komt om zijn loontje, ca. 1890.
De appeldieven, De blaauwkuip, Twee ware geschiedenissen, illustraties van M. Weegenaar, Den Bosch, Lutkie & Cranenburg, 1854.
De goede dokter, Een nuttig prentenboek voor jong en oud, uit het Duitsch door Max Nassauer, met platen van Hellmut Maison, door Dokter Kaas, Arnhem, Stenfert Kroese & v.d. Zande, 1906.
De kameraadjes van Pietje Smeerpoets, Een nieuw prentenboek voor kinderen tot leering en vermaak, 1900.
De kleine Kroot in het droomenland, Marie Hildebrandt (C. Ruckert), platen van Benjamin Rabier en Fred Isly, Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1907.
De ondeugende kinderen, J.J.A. Goeverneur, Sneek, Van Druten en Bleeker, 1852.
De Struwelpetertjes: De wilde jager, De luie Frans, rijmpjes van ’t Woudvogeltje, teekeningen van Daan Hoeksema, Bussum, Gebroeders Koster, 1927.
De Struwelpetertjes: Piet de Smeerpoets, De wreede Karel, De wilde Jaap, rijmpjes van ’t Woudvogeltje, teekeningen van Daan Hoeksema, Bussum, Gebroeders Koster, 1927.
De Struwelpetertjes: Soep Hein, Flip de schommelaar, rijmpjes van ’t Woudvogeltje, teekeningen van Daan Hoeksema, Bussum, Gebroeders Koster, 1927.
Een nieuw aardig prentenboek als vervolg op het beroemde Hoogduitsche kinderwerk ‘Der Struwwelpeter’, Amsterdam, J. Vlieger, ca. 1849.
Elf versjes van Bertha, met prentjes van Mr. Maarten, Amsterdam, S.L. van Looy, 1903.
Hanna de sloddervos, Lucy Malden, tekeningen Fritz Baumgarten, Amsterdam, Vennootschap Letteren en Kunst, 1909.
Het laatste aardige prentenboek, Schiedam, H.A.M. Roelants, 1863.
Het leven van den kleinen deugeniet, centsprent, uitgever: Beersmans, tussen 1866-1897.
Hoe het met stoute kinderen gaat, Fürth, Carl Schaller, 1896.
In het land der wijsneuzen, Een grappig prentenboek, Marie Hildebrandt (Canisius Naso), teekeningen van Marion Kaulitz, Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1906.
Leelijke gewoonten en gebreken, C. Broers-de Jonge, Rotterdam, D. Bolle, 1905.
Losse bladen uit het zondenregister van ondeugende kinderen, Hopmanius, Amsterdam, G.W. Tielkemeijer, 1859.
Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering, voor kinderen tot vermaak en leering, in prent en op rijm gebracht, Schiedam, H.A.M. Roelants, 1852.
Piet met de speen, Lize met de speen, Dora Maehler, platen vermoedelijk van Fr. Endress, 1906.
Prenten en rijmen, H. Ilpsema-Vinckers, Rotterdam, Van Hoog & Trenité, 1859.
Sint Nicolaas, Mainz, J. Scholz, 1855.
Stoute jongens en meisjes, Lambrecht van den Broek, Leiden, P.J. Trapp, 1859.
Stoute kinderen voor zoete kinderen geteekend en berijmd, J. Norweb, Rotterdam, H. Nijgh, 1860._____
Dit stukje verscheen eerder op VandaagsVertaalProbleem
Een doorlopend bijgewerkt cumulatief register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 241, hier.
Laat een reactie achter