In memoriam Janet F. van der Meulen (1961-2023)
Janet Froukje van der Meulen is geboren in Heerde, op de Veluwe, op 31 januari 1961. Ze volgde daar van 1973 tot 1979 de ‘ongedeeld-vwo-opleiding’ aan de Christelijke Scholengemeenschap de Heertganck. Evert van den Berg, de taalkundige die in 1983 promoveerde op een onderzoek naar de versificatie van Middelnederlandse teksten, was haar docent Nederlands. Hij droeg bij aan haar ontluikende liefde voor de middeleeuwen.
Janet (op zijn Nederlands uit te spreken als ‘ja, net’) studeerde Franse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Het kandidaatsexamen behaalde ze in 1982 cum laude. Daarna trok ze naar Utrecht waar ze twee doctoraalopleidingen volgde: Franse taal- en letterkunde én Mediëvistiek. Bij die laatste studierichting werkte ze ook als student-assistent. Belangrijke docenten waren de romanist Corry Hogetoorn – die haar Oud-Occitaans leerde en haar liet delen in de liefde voor poëzie en bijzondere verhalen – en de medioneerlandicus Wim Gerritsen. Onder hun begeleiding schreef ze een scriptie over de Middelnederlandse bewerking van de Oudfranse Floire et Blanceflor. Ook de diploma’s in Utrecht werden met lof behaald (1989).
In mei 1990 ging Janet als promovendus van start bij het Leidse NWO-pionierproject Nederlandse Literatuur en Cultuur in de Middeleeuwen (NLCM) dat geleid werd door Frits van Oostrom. Ze was binnen dat project de eerste niet-neerlandicus. Haar opdracht was om het literaire leven aan het Henegouws-Hollandse hof in de eerste helft van de veertiende eeuw in kaart te brengen, een voorgeschiedenis bij het verhaal dat Frits van Oostrom vertelde in Het woord van eer (1987). In 1988 had Wim Gerritsen – waarschijnlijk met Janet in het achterhoofd – al een pleidooi gehouden voor een dergelijk onderzoek:
Er is nog veel te weinig bekend omtrent de receptie (en produktie!) van de Oudfranse litteratuur in de zuidelijke Nederlanden, in het bijzonder in Vlaanderen en Henegouwen, en in de aangrenzende Noordfranse gewesten. Hier ligt een taak voor de Belgische en Nederlandse romanisten, voor wie het toch geen heksentoer mag heten, wat Middelnederlands te leren.
Kennis van het Middelnederlands was geen probleem. Gerritsen en Van Oostrom beseften echter onvoldoende dat het nog veel te vroeg was voor een synthese over het ontstaan van Franstalige literatuur aan hof van de graven van Henegouwen en Holland tussen 1299 en 1345. Dat hof vormde ontegenzeggelijk een dynamisch knooppunt in de internationale betrekkingen, maar veel van de teksten waarvoor een Henegouwse ontstaanscontext viel te overwegen, waren in 1990 nauwelijks bestudeerd. Belangrijke teksten zoals de Perceforest – een ridderroman die omvangrijker is dan de hele Harry Potter-cyclus – wachtten zelfs nog op hun eerste (volledige) editie.
Het materiaal waarmee Janet aan de slag ging, stuurde haar in verschillende richtingen. De omvangrijke kruisvaartroman Baudouin de Sebourc bleek bij nader inzien niet in Henegouwen te zijn ontstaan in de eerste helft van de veertiende eeuw, maar enkele decennia later, vermoedelijk in de meertalige Vlaamse handelstad Brugge. Dergelijke ervaringen leerden Janet attent te blijven voor het afwijkende detail, het detail dat zich niet gemakkelijk in liet passen in de communis opinio, het detail dat de aanleiding kon vormen voor een verrassende nieuwe kijk op de literatuur van de middeleeuwen. Met haar onderzoek heeft Janet dikwijls laten zien hoe wankel onze veronderstellingen over middeleeuwse literatuur zijn, maar ook hoe spannend het kan zijn om een nieuw verhaal op te bouwen vanuit een geheel ander perspectief.
Nadat de aanstelling bij het NLCM was afgelopen, in 1995, combineerde Janet tal van aanstellingen in het onderwijs. Vanaf 2001 was ze verbonden aan de Vrije Universiteit in Amsterdam waar ze onder meer Oudfrans doceerde. Ze bleef intussen gestaag verder onderzoek doen naar de literatuur rond het Hollands-Henegouwse hof en ze concentreerde zich daarbij meer en meer op de fascinatie van deze vorsten en vorstinnen voor de figuur van Alexander de Grote. Een belangrijke tussenstap was het proefschrift dat ze op 29 september 2010 aan de Universiteit Leiden verdedigde. Het draagt als titel Au cœur de l’Europe. Littérature à la cour de Hainaut Hollande (1250-1350) en telt een tiental artikelen die ze sinds 2000 had gepubliceerd of die nog zouden gaan verschijnen. Het was het besluit van een chemin de longue étude zoals ze in het Woord vooraf zelf opmerkt. De conclusie heeft als veelzeggende titel ‘Van Maerlant tot Machaut. Een nieuwe Alexander in de Lage Landen’. Centrale teksten in dit proefschrift zijn Alexanders geesten van Jacob van Maerlant, Vœux du paon van Jacques de Longuyon (en de Nederlandse vertaling Roman van Cassamus), Restor du paon van Brisebarre, Parfait du paon van Jean de le Mote en de reeds genoemde Perceforest die enkel bewaard is in een vijftiende-eeuwse versie maar die een veertiende-eeuwse kern moet hebben (door Janet aangeduid als *Perceforest). In deze conclusie, en in het proefschrift als geheel, komen echter veel meer teksten aan bod. Janet wist als geen ander door literaturen in verschillende talen te laveren. Zo gaat ze vlotjes van het Middelnederlandse gedicht Van neghen den besten naar het Dit dou lyon van Guillaume de Machaut, van een verloren Historia Alexandri Magni van Wilhelmus Procurator naar het werk van Jacques de Guise en Jean Wauquelin.
Bijna tien jaar lang was Janet lid van de redactie van Queeste, het meertalige tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Ze was ook jarenlang actief binnen de Stichting van Romanisten aan Nederlandse Universiteiten, het huidige Platform Frans. Als romanist trad ze graag in discussie met historici, kunsthistorici en neerlandici die dikwijls onvoldoende beseften welke rol de Franse taal en literatuur speelden in de middeleeuwse Nederlanden. Ze schreef tal van recensies en verdiepte zich in artikelen ook graag in kwesties die buiten haar primaire onderzoeksterrein vielen, zoals de devotie tot Onze Lieve Vrouwe van de Droge Boom in Brugge, het castrum doloris als onderdeel van de veertiende-eeuwse adellijke grafcultuur, of de liefdesverklaring die vervat bleek te zitten in een in 2018 bij Utrecht opgegraven gouden ring met Franse inscriptie.
Het typeert Janet dat ze steeds plannen bleef ontwikkelen voor nieuwe lezingen en publicaties. Vanuit een fascinatie voor het afwijkende detail en een opmerkelijk talent voor interdisciplinaire discussie, bleef ze haar onderzoek telkens verdiepen en verder nuanceren. Ze heeft altijd graag lezingen gegeven op congressen, maar haar gezondheid liet niet altijd toe daarvan een schriftelijke weergave te publiceren. Een mooi voorbeeld is onderzoek naar de bekendheid van Dante ten noorden van de Alpen, iets waar ze al jaren mee bezig was en waarover ze in mei 2014 een klinkende lezing presenteerde op het International Congress on Medieval Studies te Kalamazoo, waar ze in december 2018 op voortborduurde in de lezing ‘De hoogste hemel herzien’ tijdens een seminar te Amsterdam. Of, toen haar ziekte al in volle kracht was teruggekeerd, de veelomvattende lezing over ‘Campaigning and Framing in French and Dutch. Edward III in the Low Countries at the Start of the Hundred Years War’ (University of Oxford, 6-8 januari 2022).
De laatste jaren waren zwaar, maar kenden ook lichtheid. Ze trok zich op aan haar onderzoek, maar zeker ook aan het gezinsleven met haar echtgenoot Hans Nusselder, haar zonen Casper (°1989) en Roeland (°1992), haar schoondochters Nina en Manon, en last but not least haar kleindochter Lou (°2023). Ze genoot van de dingen die ze kon voltooien, van de warme vriendschappen en van haar laatste vakantie in de Anjou. Ze had er, schreef ze, idyllisch gekampeerd, lekker gegeten en ‘veel gelezen onder de abrikozenbomen’. Na de zomer ging haar gezondheid snel achteruit, maar treffend genoeg zei ze: ‘ik zit vol ideeën, ik wil nog van alles, en ik ga maar door daarover te denken, ook al weet ik dat ik aan het meeste niet meer toekom.’ Op 29 november 2023 is ze overleden.
Eveline van der Smit zegt
Mooi stuk!
Wil mijn medeleven betuigen aan de mooie ‘ Ja, Net’ veel kracht en sterkte voor de familie die veel voor haar betekende.
Dini Hogenelst zegt
Ach, Janet… Zo verdrietig dat ze zo jong dit leven heeft moeten verlaten.
Een mooi en treffend In memoriam, Johan en Remco, dank jullie wel. Ik denk met veel plezier terug aan de jaren bij het NLCM waarin ik Janet heb leren kennen als een enorm enthousiaste, gedreven en deskundige romaniste en mediëviste.
Noel Geirnaert zegt
Mooi stuk, dat een heel goed beeld geeft van de wetenschappelijke verdiensten van Janet en ook heel even een inkijk geeft in haar privéleven, waar ze ongetwijfeld het meest zal worden gemist.
Thea Summerfield zegt
Veel dank hiervoor.
Zo jammer.
drs. J. van Schaik zegt
Een zeer getalenteerde leerling die het ver heeft gebracht en helaas veel te vroeg is overleden
Joop van Schaik, leraar Frans de Heertganck Heerde