• Vanwege het Lucebert-jaar (want 100 jaar terug geboren) bij De Weideblik verschenen: Wenkende webben van donkere mommen van Marleen Slooff, waarin ze ingaat op de synergie tussen woord en beeld in het gedicht ‘de elbe’.
de elbe
…..
af het pad de rivier langs
over van de stroom het strooppad
onder mergel 8 mtr. beneden acht
naar boven de bomen tronken medel treden
behaarde stenen plantaardige deuren
vazen foedralen violen van varen en
vluchtende druppels in tunnels
toen
froe froe opvlucht van vogels – dan
sloet sloet door de moerassen sloet sloet
door de tunnels van takken en distel de draf van de drachtige
varkensmens plaggen wakken weiwimpers over
maar ginds binnen de kwiksnelle vingers der berken stelde
zich op aan de meezij
alianthus tegenover
al het gedode zorgeloze
al het slanke ontijdige vruchteloos blanke uitgebrande
en pffuibos tussen de tros hoestende vogels
in de hoogte bewoog zich gepluimde bellen
waren het kuras van zijn lendenen het helmende
wenkende webben van donkere mommen
en ginds in zijn karos cirkelend
gelijk in zijn hooggeheven stomende schotel
dikgeschilderd de regenmaker
helios gaande was
meeslepend zwarte zwellende knopen over het voorhoofd
van de doorwaadbare slaper de avond
zweepslaande de avond in
over de schorre laag aanschurende aqua-os d’oceaan de avond in
de ochtend op – ùh…ù…
ù…úúghen –
einders vol ogen van dons
en mannen als smeltende schubben
uit de zuchtende holst van de nacht tredend
en te ver – vervolmaakt – een vrouw vraagt of vloekt
en de landman achter de kirrende haag met de kroes koffie in de hand
snuivend slurpt
en gaan de gansen door de gansegang gaan de gansen
waar krakend zijn vette sandalen
de chevrolet zet scheef op de
amberen strooibiljetten der zon
en trappelt en dampt
…..
Lucebert (1924-1994)
Van de afgrond en de luchtmens (1953)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter