Wetenschapsantropoloog Marianne de Laet wordt per 1 juni 2024 directeur van het Meertens Instituut. De Laet is hoogleraar Anthropology and Science, Technology, and Society aan het Harvey Mudd College (Verenigde Staten) waar zij tot afgelopen zomer ook Associate Dean for Academic Affairs was. Tevens is ze als gastonderzoeker gelieerd aan de faculteit Maatschappij & Gedrag van de Universiteit van Amsterdam. Haar expertise ligt op het terrein van antropologie van techniek en cultuur, wetenschap en samenleving. Ze volgt de huidige interim-directeur Inger Leemans op.
Het onderzoek van De Laet richt zich op de rol van technieken en technische objecten als dragers van – en lens op – menselijke, maatschappelijke, en mens-dier verhoudingen. Door objecten te “volgen” op hun reis door het dagelijks leven, krijgen we inzicht in hoe kennis en praktijken de maatschappelijke relaties vormgeven. Zo is water-technologie zowel het resultaat van, als een venster op politiek, cultuur, en samenleving. In haar huidige onderzoek richt De Laet zich op de betekenis van water in de Nederlandse geschiedenis en cultuur, en is zij geïnteresseerd in de manier waarop water-gerelateerde techniek verweven is met dagelijks leven, sociale en politieke organisatie, en identiteit.
In de Verenigde Staten was De Laet als wetenschap-en techniekonderzoeker betrokken bij de maatschappelijke vorming van natuurwetenschappers en ingenieurs. Zij brengt haar aandacht voor technische ontwikkelingen en wetenschappelijke praktijken mee naar het Meertens Instituut. Het veelzijdige werk van de onderzoekers van het instituut spreekt haar enorm aan; zij verwacht aansluiting te vinden bij bijvoorbeeld het werk van onderzoeksgroep NL-Lab, maar ook richting te kunnen geven aan een onderzoekslijn met betrekking tot wetenschap, technologie, klimaat en samenleving.
De Laet: “Ik zie ernaar uit om verbanden te leggen, collega’s te ondersteunen en de samenwerking binnen het Humanities Cluster van de KNAW te versterken. Na jarenlang als sociaal wetenschapper in een natuurwetenschappelijke omgeving te hebben gewerkt, voelt het instituut als een prettig en vanzelfsprekend thuis.”
Laat een reactie achter