Mooi nieuws gisteren op Neerlandistiek. Het onvolprezen tijdschrift de lage landen, dat alleen al kan bogen op een indrukwekkende collectie recensies op recent verschenen Nederlandstalige literatuur, is genomineerd voor een jaarlijkse taalprijs van de Belgische taalsector. In de categorie ‘beste taalpublicatie’ neemt het tijdschrift het op tegen drie andere taalinitiatieven. De redactie van de de lage landen geeft in een persbericht een paar volkomen terechte redenen waarom zij meent de prijs te verdienen:
Wij zijn ervan overtuigd dat “de lage landen” een LIA verdient omdat we ons al tientallen jaren inspannen om mensen wereldwijd te verbinden met het Nederlands en de cultuur van onze contreien. Niet alleen met artikels, maar steeds meer ook via podcasts (Kinderen van het ABN) en videoreeksen (De taalgrens, 60 jaar later).
Maar eh… ‘LIA’?
Hóe heet die prijs precies?
Tsja, dat probeerde ik dus een beetje te vermijden. Deze prijs noemt zich namelijk, zoals het een Nederlandstalige taalprijs betaamt, de ‘Language Industry Award’. Wie wat meer informatie over de prijs zoekt, komt al snel op de site van een Vlaamse club die zich ‘De Taalsector’ noemt (mét hoofdletters, benadrukken ze om een of ander reden) die zich van somtijds kwakkelig maar veeltijds affreus marketingnederlands blijkt te bedienen: ze ‘werken aan een sterke taalsector door de zichtbaarheid van de sector als brand te bevorderen bij alle stakeholders. Met dat doel organiseren we natuurlijk de LIA’s (Language Industry Awards).’
Natuurlijk. De LIA’s. Voor brand bij alle steekhouders.
Een mooie prijs is de lage landen oprecht van harte gegund. Maar ik vraag me af of je als instituut dat inzet op aandacht voor de Nederlandstalige literatuur, taal en cultuur in de volle breedte, en dat alles enthousiast en vakkundig beoogt te bestendigen en verspreiden, zit te wachten op een bekroning van een (min of meer) Nederlandstalige club die om een of andere reden hun prijs cachet denkt te geven door die van een Engelse naam te voorzien.
José Vandekerckhove zegt
In Vlaanderen is er ook een MIA, Music Industry Award. Vandaar.
Jona Lendering zegt
Alweer een prijs? Wéér een?
Ik denk dat we eens stevig de bezem moeten halen door al die prijzen. Het circus van longlists en shortlists focust mensen steeds opnieuw op dezelfde titels (auteurs, organisaties…) en verkleint daarmee de variatie die een bloeiende cultuur behoort te hebben.
Sta me een persoonlijke herinnering toe. Ik was een paar jaar geleden genomineerd voor de Homerosprijs van het Nederlands Klassiek Verbond. Ik schreef terug dat in ons veld de beste boeken misschien een 4 als rapportcijfer verdienen en alleen maar uitsteken boven een veld van drieën. Zou het niet beter zijn alle energie te besteden aan het verhogen van het peil? Konden we daar niet eens over overleggen? Dat overleg is er nooit gekomen en het NKV nomineerde me later doodleuk opnieuw.
Ik denk dat dit voor meer organisaties geldt. Prijsuitreikingen zijn een stramien, leuk voor de PR, maar men denkt er niet over na of er geen zinvollere activiteiten bestaan. Natuurlijk valt er best iets te zeggen voor het profileren van een veld. Maar prijsuitreikingen verraden zo nu en dan gebrek aan visie.
Dries Debackere zegt
De LIA’s zijn in Vlaanderen en Brussel een knipoog naar de MIA’s, de populaire Music Industry Awards, een initiatief van de Vlaamse openbare omroep vrt: https://mias.vrt.be/.
MIA is op haar beurt een knipoogje naar de mythische Mia van de gelijknamige song van Gorki (Luc De Vos).
Dat swingt in Vlaanderen en Brussel allemaal mee en straalt positief af op het sentiment rond de LIA’s.
Het is goed te beseffen dat zulke referenties buiten Vlaanderen mogelijk niet of niet goed doorkomen.
Goed ook dat de lage landen ons blijven prikkelen om over het muurtje te kijken
Dries (van de club