Dit jaar is het een eeuw geleden dat dichter, tekenaar en schilder Lucebert in Amsterdam werd geboren. Zijn werk staat bekend als grensverleggend, ongrijpbaar, opwindend en politiek geëngageerd, en ruim zeventig jaar na zijn debuut in 1951 geldt hij nog altijd als een ijkpunt in de literatuurgeschiedenis van ons taalgebied.
Hij zocht, nadat de schoonheid haar gezicht had verbrand, naar een nieuwe, lichamelijke taal om het mysterie van de menselijke ervaring gestalte te geven. ‘ik ben geen lieflijke dichter’, schreef hij, en ‘in duisternis is ieder even slecht’, maar ook ‘ik denk dat een god het is / viool spelend op mijn strot’. De bijna kinderlijk figuratieve, demonische koppen die zijn schilderijen bevolken zijn direct herkenbaar voor wie ze eenmaal heeft gezien.
Sinds de verschijning van de biografie van Wim Hazeu in 2018 is Lucebert echter ook omstreden, omdat gebleken is dat hij tijdens de oorlogsjaren brieven heeft geschreven met een antisemitische inslag, iets waarover hij de rest van zijn leven heeft gezwegen. Liefhebbers van zijn werk worstelen met die wetenschap, zoals ook blijkt uit de bijdragen aan dit nummer van De Gids. Was hij naïef? Een mysticus die van Hölderlin hield en op zijn Duits naar zuiverheid streefde? Of een doortrapte opportunist?
Naast essays van doorgewinterde Lucebert-vorsers en een brief van Arnon Grunberg aan de al dan niet foute kunstenaar omvat het themagedeelte een elftal reacties op objecten die nu te zien zijn in een aan Lucebert gewijde tentoonstelling in het Stedelijk Museum van Alkmaar. Voor deze gelegenheid heeft de redactie van De Gidsintensief met het museum samengewerkt. Ga kijken en lezen, en denk met Luceberts werk in je achterhoofd na over de rol van de kunstenaar in de wereld.
Laat een reactie achter