• Het is Guido Gezelle-jaar (want 125 jaar geleden overleden).
Wat zijt gij toch
Wat, wat zijt gij toch die mensch zijt
el als stof en asschen, zegt mij,
die geboren, die gekweekt wordt,
weent en werkt en wankelend heengaat:
wat, wat zijt gij toch die mensch zijt?
En wat is ’t dat God beminde
toen Hij zei: ‘Mijn welgenoegte is
bij de kinderen van de menschen?’
Mensche, gij, dien God bemind heeft,
en gekocht heeft, en betaald heeft,
met Zijn dierbaar bloed betaald heeft,
ei, verkent u toch die mensch zijt,
dat gij ’t al van God, van u niet,
hebt en zijt en waart en zijn zult:
hebt — één stond maar om te leven;
zijt — maar enkel stof en asschen;
waart — niet anders als wat niet is;
zijn zult; – o dat wreede ‘zijn zult!’ –
Eeuwig, ’t zij gij goed of kwaad wilt !
(8 Maart 1860)
Guido Gezelle (1830-1899)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter