Brief van mijn katje aan haar oude vriendin Joli,
het hondje van mijn broeder.
Zoet Jolitje, beste maatje,
Eertijds liefste huisvriendin,
Die ‘k nog als mijn kameraadje
Boven andre hondjes min:
’t Heugt me, en ’t zal mij nooit vergeten,
Hoe we speelziek onze jeugd
En piepjonge dagen sleten
In een onbesuisde vreugd.
Hoe we sprongen, renden, liepen,
Beide wulps en wild van aard,
Nimmer stil, dan als we sliepen
Elk in ’t hoekje van den haard.
Wijl ons nijd, noch afgunst kwelden
Waren we altijd gul en mild.
Zulk een vriendschap vindt men zelden
Tusschen ’t honde- en katte-gild.
‘k Vlei mij des, mijn speelgenootje,
Zoo gij nog dezelfde zijt,
Dat dit briefje van mijn pootje
U nog weer in ’t hart verblijdt.
Daar ’t U zal de tijding dragen,
Tijding zeker aangenaam,
Dat ik over tweepaar dagen
Ben bevallen in de kraam
Van een trits welschapen katjes,
Eerstelingen van dit jaar,
Juist besneen, en net en gladjes,
Mij gelijkend op een hair.
Wist ge nu, Jolitje, ’t kunstje,
o Wat waar het mij een troost!
Om bij uw Meesteresse, een gunstje
Af te prachen voor mijn kroost.
Aardig zou het bij haar spelen,
Of al kloutrende op haar schoot,
Zou ’t haar blanke handjes streelen,
Om een weinig melk en brood.
’t Fraaiste zou het hare wezen,
Dat in vlakjes leest en stal
(Kan uw voorspraak haar belezen)
Uitmunt van mijn driegetal.
Mogt ik dat geluk verwerven,
‘k Hiel me op ’t duurst aan U verplicht:
Dus bleef in ons bloed en erven
Onze vriendschap opgericht.
‘k Blijf, Jolitje, Bestemaatje,
‘k Blijf nog, met dezelfde min,
Poes,
Uw trouwste kameraadje
en gedienstige Vriendin.
Petronella Johanna de Timmerman (1724-1786)
uit: Nagelaatene gedichten (1786)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter