Alles begon in de zomer van 2023 in Spanje. In elk Spaans dorp, in elke Spaanse stad – hoe klein of groot ook – is er wel een ‘Plaza de la Constitución’, een grondwetplein of een grondwetstraat. Daar waar ik woon, in het Belgische Kalken, een klein dorp, is er geen grondwetstraat of grondwetplein, wat volgens de Spaanse norm compleet abnormaal is. De ‘grondwet’, waarvan we weten dat het een grillige term is, is dus ook op toponymisch gebied een capricieus gegeven. Dit Spaanse fenomeen kent natuurlijk zijn historische redenen. En later tijdens onze zomerse stapreis, brengt Javier Lopez, titularis-organist van de kathedraal van Avila, ons de Ley Perpetua, oftewel de Grondwet van Avila, in herinnering, een soort van verzetsdocument tegen het beleid van Karel V, Carlos Quintos.
Dit geeft me zin om een mini-onderzoek te ondernemen rond het gebruik van de term ‘grondwet’ als metafoor in de privésfeer in de Nederlandse literatuur, dus datgene wat in de literaire privésfeer wordt gezien als een constitutie, als een fundamentele wet die door mensen is gecreëerd of als een vaste, onveranderlijke, bestaande wet. Dit overzicht brengt me oog in oog met particuliere houdingen, gedragingen, verschijnselen… waarvan we zogezegd niet mogen of kunnen afwijken. Deze private literaire constituties verwijzen naar levenservaringen die we kennen of die we ons kunnen voorstellen. En we ervaren deze metaforen als goede of slechte praktijken.
Het is een pittige onderzoeksreis. In de DBNL – dat is de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren – introduceer ik de term ‘grondwet’. Dankzij deze invoer vind ik 18652 resultaten in allerlei teksten. Ik controleer ze en ik vind 14 positieve resultaten. Ik heb deze 14 voorbeelden in drie categorieën verdeeld: Er zijn acht voorbeelden (ik denk 5 ‘positieve’ en 3 ‘negatieve’ gevallen) in de categorie ‘De mens onder de mensen in het algemeen’. Vier voorbeelden (1 ‘positief’ voorbeeld en 3 ‘negatieve’ voorbeelden) in de categorie ‘De mens in een intieme liefdesrelatie’. En twee ‘negatieve’ voorbeelden in de categorie ‘De mens in een familierelatie’.
De mens onder de mensen in het algemeen
Karel Van De Woestijne laat in 1948 Christophorus over een oude man vertellen. Die man heeft het over zijn grondwettelijke eigenliefde. Hij plaatst die eigenliefde in een negatief daglicht. Ik lees: ‘o ‘t hachelijke van zelf-cultuur der eigenliefde-in-het-geestelijke, der grondwettelijke eigenliefde in wat ze hoofdzakelijk-menschelijks heeft!… – Ik moest elders zoeken.’ De oude man vergoelijkt dus de eigenliefde (niet te verwarren met ‘zelfliefde) die hij blijkbaar alomtegenwoordig beschouwt. ‘De Inktkooker’, geschreven door Cornelius Van Engelen, is een verhaal uit de achttiende eeuw. In de volgende passage is een man aan het woord die eerst door een kunstenaar gekocht wordt en dan verder wordt doorverkocht: ‘Ten langen leste kogt my een Kunstenaar, die ‘er zich meest op toelei om aan oude dingen eene nieuwe gedaante te geeven. Van alle onreinheid gezuiverd, en fraai opgemaakt; werd ik te koop gedraagen, en op het Land aan een Boerenschout verkogt. Deeze wist hoe hy met de pen moest omgaan, om ’t meest van zyne Dorpelingen te plukken. Niets voor niet te doen was zyn heilige grondwet.’
Verder hebben we Joseph Bittremieux met ‘Nietzsche’s [sic] krachtzedenleer’: ‘Het machtsinstinkt: daar is de bron van alle menschelijk streven; daaruit ontspringen alle levensuitingen. Door het machtsinstinkt streeft alle wezen naar zijn levens- en krachtsvergrooting. De grondwet van al wat leeft is het gedurig, onophoudelijk najagen van eigen krachtsvermeerdering, van onderwerping en beheersching anderer krachten.’ Karel Van De Woestijne ziet die als het ware yin en yang als grondwet voor ons zenuw- en spiergestel: ‘Is het [nvdr: poëtisch] vers ontstaan uit de harmonieën van ons zenuw- en spiergestel, die haal en wederhaal, slag en tegenslag, stooten en wijken voor grondwet hebben, dan ligt het voor de hand, dat noch vorm noch getal der cadansen kan beperkt worden.’ H. Oldewelt heeft het over prof. H.J. Pos: ‘Iemand van wiens wezen het de grondwet is dat hij het goed wil maken met ieder die binnen z’n aandacht treedt en in wie de vonk der inspiratie niet ontspringt als niet eerst aan die grondwet is voldaan, zo iemand is even goed als glorieus begaafd en men weet niet meer welke dezer beide driften er is om der wille van de andere, want zijn werken is er om de mensheid gelukkiger te maken, maar hij moet gelukkig gemaakt hebben om te kunnen werken.’ En Garmt Stuiveling heeft het over Henriëtte Roland Holst: ‘In de liefde zag zij (…) de grondwet van al het bestaande, speciaal al het levende.’ Een tekst van Harry Bekkering geeft een citaat van Cees Nooteboom weer: ‘In mijn poëzie probeer ik de Elckerlijc-gedachte, dat iedereen de collega is van iedereen, uit te werken: jij als spiegel van alles en alles als spiegel van jou, met als grondwet: ik geloof in de collegialiteit van het bestaande, van alle niet-vervaardigde voorwerpen, of het nu een steen is of een plant of het heelal.’
Marcellus Emants schrijft in ‘Op reis door Zweden’ het volgende – zo mooi: ‘Op dezelfde wijze als men te land van station tot station rijdt, vaart men over Lappmarkens uitgestrekte watervlakten van de eene visschershut naar de andere. De roeibooten, waarin dit geschiedt, behooren niet tot de aangenaamste vervoermiddelen, al is men aanvankelijk blij van het schokken en stooten verlost te zijn en over een zachter element voortteglijden. De twee passagiers, die in de driehoekige verdiepingen van voor- en achtersteven als wiggen kunnen inzakken, zijn zoo kwaad niet af; doch de ongelukkige, die zich op den grond van de boot moet nederzetten met de knieën ongeveer tot aan zijn kin opgetrokken, ziet, na een paar uren in deze houding te hebben doorgebracht, in den regel weinig kans om zonder vreemde hulp en pijnlijke kreten weer te verrijzen. Ik was dan ook met de beide Zweden overeengekomen de rollen aftewisselen en door deze grondwet alleen bleef de goede verstandhouding ongeschonden bewaard.’
De mens in een intieme relatie
In een brief, geschreven te Rotterdam op 26 januari 1949, schrijft Ana Blaman het volgende aan haar partner: ‘Een verliefdheid gaat vanzelf, maar een liefde is als ’t ware een grondwetsherziening, en een verstrekkende, van heel je leven. (…). Liefste, [schrijft Ana Blaman verder] uit alle frazen (…) blijkt alleen mijn angst voor de totale overgave (…).’ In een pornografische, scatologische tekst van Atte Jongstra lees ik: ‘Maar Winnie moest zo nodig onder de douche, waar ze de gratie van haar riekende schoonheid ontkrachtte met de Grondwetszeep der Schaamte, en ik niet anders wist te bedenken dan naar het deurgat te wijzen.’ Met deze ‘Grondwetszeep der Schaamte’ wordt dus de zeep voor de schaamte bedoeld, de schaamte die een grondwet is. Bijzonder zijn ook de volgende drie verzen van Leonard Nolens in ‘Erotisch Schimmenspel’: ‘Zo kwaad ben ik, zo kwaad, ik zou van razernij/Je lief gezicht tegen de sterren kunnen plakken./Je hebt onze grondwet geschonden, de melk omgegooid’. In ‘Idee 1071’ van Multatuli staat het volgende: ‘Waar ik spreek van ’t geslachtsleven, doe ik dit als mensch, als volwassen man, als iemand die waarheid zoekt, en niet als ’n jongen die meent aardig te zyn door met woord- of zinspeling ’n verbod te ontduiken. (…) Eens-vooral dus, waar ik spreek van byslaap of geslachtsleven, doe ik dit met dezelfde eenvoudigheid, als waarmede ik ’t schaatsryden of ’n grondwet behandel.’
De mens in een familierelatie
In de roman ‘Tantes’ van Cyriel Buyse eigenen de ongehuwde Tantes zich een vetorecht toe wat betreft de keuze van de partners van hun nichten en neef: ‘Er zou geen sprake van geweest zijn dat Max trouwde met Marie als de Tantes ten slotte niet haar goedkeuring aan dat huwelijk hadden gegeven; en haast nog minder kon er kwestie zijn van het huwelijk der nichtjes als dit niet met het consent van de Tantes geschiedde. Dat was nu eenmaal zoo, dat stond als een grondwet in het leven van ’t gezin Dufour en dat kon nooit veranderen. Het wezen der Tantes regeerde!’ De wil, het wezen, van de Tantes wordt hier als een grondwet gezien, ja zelfs een axioma, want Buyse schrijft: ‘Dat was nu eenmaal zo’; ‘Dat kon nooit veranderen’.
Het boek van Annie Vivanti, ‘De kleine Saffo’, gaat over de geschiedenis van een moeder en een grootmoeder die zich totaal opofferen voor een kind. Het kind ontwikkelt zich tot een achtjarig literair genie. Via een recensie weten we dat in het boek staat dat de inspiratie van dat kind de grondwet van het huis werd.
Hebben we nu iets geleerd?
In deze literaire private inzet van de ‘grondwet’ valt zeker een patroon te zien. Enerzijds zijn er de voorbeelden waarbij de volgende elementen centraal staan: het koste wat koste willen behouden van controle, heerschappij, narcistische eigenliefde en de bijhorende schaamte, ongezonde zelfopoffering, ongezonde hechting, trauma, overlevingsstrategieën, angst voor overgave, … Anderzijds zijn er de voorbeelden die de volgende zaken als kern hebben: het in wezen harmonieuze brein, onderdeel van een geheel zijn, empathie, (zelf)liefde als grondwet, collegialiteit en verbinding tussen alles, gezonde verstandhouding, overgave zonder vooraf geprogrammeerde overeenkomsten of wetten of grondwetten. Laat ik op deze positieve noot en met deze hoop eindigen, en u daarmee, geachte lezer, alle goeds toewensen.
Isabelle Bambust is docent Nederlands en Frans voor anderstaligen aan het UCT (Universitair Centrum voor Talenonderwijs-UGent), vertaler en onderzoeker
Laat een reactie achter