Over pleonasmen
In elk van de volgende zinnen is sprake van een pleonasme:
- Er ligt een pak witte sneeuw op het dak
- De hondjes spelen op het groene gras
- Dit moeten we bespreken met onze medecompagnons
- Wij zullen het concert tot later moeten uitstellen
- Het pakje kan wellicht morgen bezorgd worden
- De aanwezige toeschouwers protesteerden luid
- Zij zaten die avond lang bij een brandend vuur
- Je moet je wel van tevoren opgeven
Wat deze zinnen gemeenschappelijk hebben is dat een deel van de betekenis van een woord wordt herhaald. In de bovenstaande zinnen: sneeuw heeft als aspect dat het wit is en gras dat het groen is, compagnons bevat al het aspect van ‘mede’, uitstellen heeft al het aspect van ‘tot later’, wellicht bevat het modale aspect van het werkwoord ‘kan’, toeschouwers veronderstelt al die aanwezigheid, vuur is altijd brandend, en je opgeven moet altijd van tevoren.
Jan Renkema maakt in zijn Schrijfwijzer een handig onderscheid in twee vormen van pleonasme:
- Als stijlfiguur: het pleonasme heeft in de context een informatieve functie.
- Als stijlverslapper: het pleonasme mist die informatieve functie.
Het zal duidelijk zijn dat de zinnen waarmee deze bijdrage begint, tot de categorie van de stijlverslappers behoren. Als stijlfiguur komen we de pleonasmen echter ook vaak tegen. Laten we een voorbeeld bekijken dat door Renkema wordt gegeven:
- Die ochtend in december werden we pas om tien uur wakker. Het had gesneeuwd. Wat jammer dat we ons verslapen hadden. Op de straten en pleinen was alleen nog bruine smurrie te bespeuren, maar gelukkig lag er in het park nog witte sneeuw.
Renkema noemt witte sneeuw in dit fragment een pleonasme dat als stijlfiguur wordt ingezet, omdat het heel informatief is. Dat informatieve staat natuurlijk buiten kijf: er wordt aangegeven dat er ondanks de in bruine smurrie overgegane sneeuw nog witte sneeuw is. Maar wat we ons kunnen afvragen is of er in dit fragment eigenlijk wel sprake is van een pleonasme en een stijlfiguur.
Deze vrouw is een (aardig) persoon
Vergelijk nu de volgende twee zinnen:
- Deze vrouw is een persoon
- Deze vrouw is een aardig persoon
De eerste zin is nietszeggend in die zin dat de zin niet informatief is, omdat de eigenschap ‘persoon zijn’ inherent is aan de entiteit vrouw. De tweede zin daarentegen is wél informatief, omdat van die persoon wordt gezegd dat zij aardig is en de eigenschap ‘aardig persoon’ behoort in tegenstelling tot de eigenschap ‘persoon’ niet tot de standaardkenmerken van een vrouw.
Pleonasme en stijlfiguur of niet?
Vergelijk nu de volgende zinnen. Het verschil met de zinnen waarmee we deze bijdrage begonnen is dat in de onderstaande voorbeelden bepalingen zijn toegevoegd aan het deel van de zin dat tot overbodige informatie leidt.
- Mijn vader verbaasde zich over het zeer groene gras
- Wij zullen het concert tot later in deze maand moeten uitstellen
- De in groten getale aanwezige toeschouwers protesteerden luid
- Je moet je wel lang van tevoren opgeven
In de voorgaande paragraaf was er sprake van de eigenschap ‘persoon zijn’ als inherent kenmerk van de entiteit vrouw. Zonder nadere informatie is de eerste zin nietzeggend, niet informatief. De tweede zin daarentegen is dat wél vanwege de toegevoegde bepaling aardig. In de zinnen waarmee deze bijdrage begint, is sprake van pleonasmen, omdat er telkens overbodige woorden zijn toegevoegd. Overbodig omdat ze informatie geven die al in een volgend woord staat (in het derde voorbeeld is dat binnen het woorddomein). In de bovenstaande vier zinnen zorgen de toegevoegde bepalingen ervoor dat er nieuwe informatie bij is gekomen, waarmee er geen sprake meer is van pleonasmen, noch als stijlverslapper, noch als stijlfiguur.
Laten we nu terugkeren naar de besproken zin van Renkema:
- Die ochtend in december werden we pas om tien uur wakker. Het had gesneeuwd. Wat jammer dat we ons verslapen hadden. Op de straten en pleinen was alleen nog bruine smurrie te bespeuren, maar gelukkig lag er in het park nog witte sneeuw.
In dit voorbeeld is weliswaar niet precies hetzelfde aan de hand als in de bovenstaande vier zinnen met toegevoegde bepalingen, maar er is wel degelijk sprake van een verschijnsel dat te vergelijken is met wat we waarnemen in die vier zinnen. In het voorbeeld van Renkema gaat het om een context waarin witte sneeuw in contrast wordt gebruikt met de in bruine smurrie veranderde sneeuw. In deze context is daarmee dan geen sprake van het inherente kenmerk van sneeuw dat het wit is, zoals in de eerste zin van deze bijdrage. Daarmee zou in het voorbeeld van Renkema witte sneeuw geen pleonasme meer zijn, net zo min als er nog sprake is van pleonasmen in de vier zinnen met de toegevoegde bepalingen. Evenmin is witte sneeuw in dit voorbeeld dan nog een stijlmiddel.
Wouter van der Land zegt
‘Pleonasme’ is meen ik oorspronkelijk een term voor een stijlfout, namelijk overvloedigheid van informatie. Het Griekse woord is niet positief. Renkema maakt er inderdaad onterecht een stijlfiguur van. Maar met overvloedigheid kun je wel de aandacht trekken, nadruk leggen en aandere stijleffecten creëren en dan wordt het toch een stijlmiddel. Het noemen van een kleur in ‘het groene gras’ zal ook het beeld van een groen gazon beter oproepen. In poëzie is overvloedigheid een middel om de regels gevuld te krijgen.