De eenheid van de Neerlandistiek
Alleen is het van tweeën één: of wat ik zeg is waar, of het is onwaar.
Neerlandistiek 3-2-2024. In discussie naar aanleiding van: ‘Wie mag er eigenlijk iets vinden van de spelling?’ van 2-2-2024.
Al lang slingert er in mijn kamer een groen boekje, misschien eerder een cahier, getiteld De eenheid van de neerlandistiek, een geleerd pleidooi van M.C. van den Toorn. Ik heb het ooit gelezen, maar meer dan een vaag soort instemming is niet blijven hangen. Bij het nu en dan opduiken ervan moet ik steeds denken aan Marc van Oostendorp. Hij vertegenwoordigt het verlangen naar de eenheid van de neerlandistiek: hij is een geleerd taalkundige en een bevlogen letterkundige.
De eenheid van de neerlandistiek is bij hem niet het vale resultaat van de wil iedereen te vriend te houden, maar een hartstochtelijk beleden nieuwsgierigheid naar alles wat met taal en letteren van doen heeft. In een discussie met Marc Kregting over het belang van spelling verweet hij zijn opponent het gebruik van een ‘argumentum ad hominem’, in de slotzin noemde hij diegenen die andere taalgebruikers kritiseren ‘zeurpieten’. Geen halve maatregelen, zoals ook blijkt uit het zinnetje dat Van Oostendorp in het vervolg gebruikte: ijzeren (klassieke) logica, waar of niet waar.
Vele jaren voor Marc Kregting had ik het over hetzelfde onderwerp met Marc van Oostendorp aan de stok. Uiteraard had ik geen gelijk, volgens hem. Volgens mij wel, dat laat zich raden.
Voor de geweldige inzet waarmee Marc van Oostendorp zijn standpunten verdedigt – en meestal ben ik het met hem eens, hoor – en toegeeft aan zijn wil tot weten, past bewondering. Die wil tot weten kenmerkt zich bovendien door grote vasthoudendheid: niet alleen aan standpunten, maar ook in feuilletons zoals die over Multatuli, A.F.Th. van der Heijden en Manon Uphoff. Niemand doet hem dat na. Spijtig genoeg.
Door Peter Altena
De mens praat, maar wat doen de dieren en de dingen?
Taal is de niche van de mens.
(Marc van Oostendorp, 19 april 2023 om 07:59 in de commentaren op ‘De mens is een intersubjectief dier’.)
Jazeker, de mens praat, maar wat doen de dieren en de dingen? Een crimi op het kasteel in vier hoofdstukken.
Hoofdstuk 1.
Het houtvuur knappert. Vlammen knetteren. De klok tikt en tikketakt. De kachel ronkt en gonst en zoeft en snort. De waterketel zingt en plappert, raast en puft. Het deksel kleppert.
Hoofdstuk 2.
Het riet in de slotgracht ruist. Vlaggen wapperen en flapperen op het dak. De bomen ritselen en ruisen. De regen klettert, dripdrupt, spettert, klokt en klikt en spikkelspast. Regendruppels ratelen op de blaadjes en klikklakken op de weg. Een uil krast en schreeuwt. De wind huilt, giert, raast, loeit, ritselt, suist, grolt en roefelt de wind, en schuifelt door de deurspleten.
Hoofdstuk 3.
De bliksem flitst. De donder rolt en grolt en grommelt, gromt en dreunt. Kopjes en potjes rinkelen. Buiten kraakt en knakt een tak. De storm raast en beukt en bonkt tegen de ramen. Het gedruppel zijpsapt langs de goot. Ver weg luidt, slaat, galmt, klept, beiert, bimbamt, tangelt en tampt de kerkklok. Op de binnenplaats trappelen paardenhoeven. Rinkelen sporen. Een zadel kraakt.
Hoofdstuk 4.
Laarzen zuigen, zompen en klutsen in de modder. Een raam kleppert en slaat. Een stuk glas knapt af. Scherven rinkelen en rinkinken. Een slot knarst. Een deur piept. Hengsels kriepen. Het hout kraakt. Een trekker wordt overgehaald. Een schot weerklinkt. Een kogel fluit en snort. Een hart klopt – en dan niet meer.
Door Robbert-Jan Henkes
Schrijf zo veel mogelijk
Hoewel ik niet meer woordelijk kan terughalen wat Marc zei, weet ik nog wel op welk moment hij vertelde wat het belang is van zo veel mogelijk schrijven. Op 4 februari 2016 gaf Marc een workshop in het Max Planck Instituut over wetenschapscommunicatie. De zaal was gevuld met promovendi die niets liever wilden dan hun resultaten delen met de wereld. Ik was een van die promovendi en heb goed onthouden wat de strekking was van Marcs verhaal: schrijf zo veel mogelijk, vooral ook voor een breed publiek. Het helpt je om je eigen stijl te leren vinden. Natuurlijk wil je je resultaten delen met vakgenoten, maar als het je lukt om ingewikkelde zaken voor een algemeen publiek toegankelijk te maken, dan wordt het op den duur alleen maar makkelijker om ook die ingewikkelde artikelen te schrijven. Die les heb ik altijd onthouden!
Door Robert Chamalaun
Krachtpatsers
Historisch taalkundigen zijn krachtpatsers
Neerlandistiek, 12 augustus 2021 – Marc van Oostendorp
Elke dag wanneer ik mijn werkkamer op Rapenburg 61 in Leiden betreed – het Snouck Hurgronjehuis waar enige jaren het Instituut voor de Nederlandse Taal tijdelijk zijn intrek heeft genomen – moet ik aan Marc denken. Elke dag? Ja, elke dag! Op de zijkant van een van de boekenkasten, gevuld met honderden edities van Middelnederlandse teksten, hangt namelijk een A4’tje met daarop de eerste pagina van een bijdrage die Marc bijna drie jaar geleden op Neerlandistiek plaatste, inclusief de fraaie door hem zelf vervaardigde aquareltekening – niet alleen wéét hij van alles, hij kán ook van alles!
Het stuk in kwestie maakt deel uit van een 22-delige reeks met de titel ‘Augustusoverwegingen over ons vak’, waaruit Marcs fascinatie voor en visie op de neerlandistiek in al haar facetten duidelijk naar voren komt. Stuk voor stuk waren die bijdragen interessant om te lezen, maar voor nummer 9 had ik een meer dan gemiddelde belangstelling. De titel van die overweging luidde: “Historisch taalkundigen zijn krachtpatsers”. En zo is het maar net. Een klein groepje wetenschappers doet met tomeloos enthousiasme onderzoek naar de taal uit het verleden, naar taalverandering en naar de herkomst van woorden. En wie denkt dat de historische taalkunde stoffig is, komt bedrogen uit. Met (online) corpora, computationele lexica en andere digitale hulpmiddelen is dit echt een discipline voor hippe taalkundigen. Voor krachtpatsers dus, net als Marc.
Door Roland de Bonth
God praat Afrikaans (Hemelbesem)
Wie de Nederlandse letteren beschouwt als alleen gevormd door oorspronkelijk in het Nederlands geschreven werken, krijgt eigenlijk een raar, onaf beeld.
Marc van Oostendorp, ‘Onze eigenheid zit in het vertalen’, 30 september 2021, Neerlandistiek, https://neerlandistiek.nl/2021/09/onze-eigenheid-zit-in-het-vertalen/.
Wie de Afrikaanse letteren beschouwt als alleen gevormd door Afrikaanstalige teksten, krijgt hetzelfde “raar, onaf beeld”. Onder het opschrift ‘Skrif is aan die muur vir Afrikaans, Nederlands en Vlaams’ publiceerde Antjie Krog op 10 januari 2024 (Netwerk24) een opinietekst die met de uitspraak van Van Oostendorp in een recensie van Vertalen in de Nederlanden. Een cultuurgeschiedenis voor ogen, aanzet tot reflectie. De Zuid-Afrikaanse auteur betreurt de verarming van het Afrikaans als gevolg van de afschaffing van Nederlandse boeken op Afrikaanse scholen. In een persoonlijke anekdote verwijst zij naar haar schooljaren toen de roman De onrustzaaier van Willem G. van Maanen is voorgeschreven. Het boek is opgenomen in de reeks ‘Literatuur van die Lae Lande’ van Human & Rousseau. Van Maanens roman is het meest herdrukte boek in de geschiedenis van de Nederlandse literatuur in Zuid-Afrika. De kennismaking met het Nederlands heeft, zo herinnert Krog zich, haar Afrikaans aanzienlijk rijker gemaakt. Contact met andere talen voegt onmiskenbaar veel toe aan de eigen taalontwikkeling. Voor Afrikaanssprekenden nodigt een historische taalverwantschap met het Nederlands uit om de eigen woordenschat uit te breiden. Hoewel Afrikaans en Nederlands uit elkaar zijn gegroeid – de voorbije decennia méér dan tevoren, zeker nu tal van variëteiten van Afrikaans naast het Standaardafrikaans een eigen plek opeisen – delen zij een geschiedenis. Krog pleit voor ruimere (of hernieuwde) “blootstelling” aan Nederlandse literatuur, ook die van Suriname, de Antillen en Indonesië. Aan haar pleidooi ligt nieuwsgierigheid ten grondslag die naar haar oordeel steevast voor taalwinst zorgt: linguïstische bevruchting van het Afrikaans door het Nederlands en eigenlijk een menigte van talen.
Voor Krog bestaan goede redenen om Afrikaanssprekenden aan te moedigen méér Nederlandse literatuur te lezen en niet te kiezen voor vertalingen in Afrikaans. Die vertalingen zijn wellicht ook niet nodig, omdat Afrikaanstaligen gewoonweg liever in het Engels lezen dan in een taal die raakt aan de eigen taal. Voor Afrikaanse vertalingen van Nederlandse poëzie en romans bestaat trouwens almaar minder belangstelling. In een opiniestuk in de West-Kaapse krant Die Burger stellen Alwyn Roux en ik: “diegene wat taalbewus is, sal aansienlik baat vind by die interaksie met Nederlands. Beide tale kan verryking vind by die ander se woordeskat, veral waar spreekwoorde en uitdrukkings unieke maniere vind om ervarings en gebeurtenisse te verwoord. Sou mens Vlaams, met sy eiesoortige verhouding tot Hollandse Nederlands, byreken, word die moontlikhede selfs nog groter”. Niet alleen een literaire cultuur is meertalig, ook talen zijn de hele tijd in gesprek met elkaar. Een literatuur is multi- en translinguïstisch. Afrikaanse literatuur leer ik kennen als een polis waar Engels- en Nederlandstalige literatuur een plek hebben, beslist ook literaturen in andere Afrikatalen en niet te vergeten in variëteiten van het Afrikaans. En natuurlijk vertalingen, hoewel niet zo talrijk als in de Nederlandse literatuur.
Door Yves T’Sjoen
Naar alle jubileumbijdragen: https://neerlandistiek.nl/tag/jubileum-marc/
Laat een reactie achter