Als je kleine kinderen wil gekmaken – en wie wil dat niet, het bereidt ze in elk geval goed voor op de grotemensenmaatschappij – zijn er nog wel meer abecedaria te bedenken. Een alfabet met telkens hetzelfde woord, bijvoorbeeld:
A is een vliegtuig, dat vliegt door de lucht.
B is een vliegtuig, dat vliegt boven Vught.
C is een vliegtuig, met een neus en een staart.
D is een vliegtuig, dat vliegt met een vaart.
En dan kun je er misschien nog een spannend verhaal in verwerken ook over het vliegtuig, dat stort neer op een brug, het vliegtuig, dat komt niet meer terug. Of zo:
A is een appel, die groeit aan de tak.
B is een appel, wel tien in een zak.
C is een appel, zo zuur als maar kan.
D is een appel, iets anders dan?
E is een appel, ja, geef mij maar friet!
F is een appel, friet krijg je niet. etc.
En dan volgt het huiselijke kabaal, de chaos en anarchie, de wederspannigheid en de opstandigheid, de eeuwige strijd van de niets blievende jeugd tegen het ouderlijk gezag. Of een alfabet dat uit één regel bestaat, het aardappel-alfabet bijvoorbeeld:
A is een aardappel, gekookt of gebakken.
B is een aardappel, gekookt of gebakken.
C is een aardappel, gekookt of gebakken, etc.
Voor de echte aardappelliefhebbers. Misschien een existentiëlere vraag zou zijn:
A is een aardappel. Friet of patat?
B is een aardappel. Friet of patat? etc.
Maar het wordt wel erg conceptueel zo, conceptueel in de zin van iets dat je toch niet tot het eind gaat lezen. Misschien wat al te grappig, amigo. Of je maakt een doorgeef-alfabet:
A is een appel, die groeit aan een boom.
B is een boom, die speelt op een cello.
C is een cello – daaruit vliegt een duif.
D is een duif, getrouwd met een eend, etc.
Of een alfabet – en nu zal ik het uitspelen tot de laatste Z – waarvan alle woorden met dezelfde letter beginnen. Een kalfabet bijvoorbeeld:
A is een knotwilg, een tante van ons.
B is een klaproos, een tweehonderdponds.
C is een kaaiman, die kwam op bezoek.
D is een klapstoel, met taart en met koek.
E is een kraakvis, en at alle taart.
F is een knakworst, en de koek uiteraard.
G is een kapstok, die ze ons bracht.
H is een kijkbuis, tot diep in de nacht.
I is een kladblok, maar nu bracht ze mooi.
J is een kruisboog, ook iets in een kooi.
K is een koebeest, dat springt op je hoofd.
L is een kunstbeen, dat plukt aan je haar.
M is een knoopsgat, dat trekt aan je oor.
N is een kromhout, dat klauwt aan je neus.
O is een kapmes, dat klimt in je trui.
P is een kaartspel, dat kruipt in je broek.
Q is een kookboek, dat bijt in je bil.
R is een kniestuk, en jij gaf een gil.
S is een kruitvat, en mama zei nee.
T is een klikspaan, neem maar weer mee.
U is een kletskous, ik heb al zo’n beest.
V is een knipschaar, dat is altijd feest.
W is een kaalkop, ik hoef er geen bij.
X is een knoeiboel, dat is wat ze zei.
Y is een koekoek, en toen tegen mij.
Z is een klauwaap, dat aapje ben jij.
Zie je wel dat het waar is: het alfabet is een onuitputtelijke bron van inspiratie!
Frits zegt
Beetje simpel. Het origineel is dan toch een stuk interessanter en intelligenter!
Freek zegt
Je gaat die arme kids toch niet achter hun iPad vandaan slepen om matige kinderversjes te lezen? Laat ze met rust, joh. Dat is een vorm van marteling.
msvandermeulen zegt
Schitterend spel!
Robert Kruzdlo zegt
Heerlijk om zo met taal om te gaan, de taaldrift uit te knijpen tot de laatste letter van het alfabet: “taalspel”…, blijft het. Eenzame hoogte ook¿
Maarten van der Meer zegt
Ik lees mijn dochter van 12 voor het slapengaan vaak poëzie voor. Eergisteravond “A is een knotwilg” geprobeerd. Ze onderbrak me een paar keer en probeerde zelfs de telefoon uit mijn hand te grissen. “PAPA, STOP DAARMEE! DAT GEDICHT SLAAT HELEMAAL NERGENS OP! ZO GAAT HET ALFABET HELEMAAL NIET!” De volgende ochtend zat ze aan de ontbijttafel tegen haar moeder te klagen over dat “stomme gedicht” dat ik zo nodig moest voorlezen. Missie – kind gek maken – dus geslaagd!