•• Nieuw in de DBNL: werk van Bilderdijk, Van Eeden, Greshoff, De Mérode, Perk, Rodenbach, Roland Holst, Speliers — en Bertus Aafjes.
Haar enkels
Ik speel aandachtig met haar kleinen voet
En vang haar mooie enkels in mijn handen:
Ik denk, waar zullen zij nog ooit belanden,
Bemint zij mij voor immer en voorgoed?
Men weet maar weinig van wat men geniet
En puurt geen wetenschap uit abrikozen;
Nú zijn haar enkels zacht als witte rozen
En mòrgen steunen zij misschien verdriet.
Wat zijn haar enkels toch voor kleine dingen?
Men denkt vergeefs aan vergelijk in steen
En hoort het hartebloed verborgen zingen.
Hoe edel staan zij met zichzelf alleen:
Vraagteekens, zwijgende veranderingen.
Schoof niet Gods glimlach langs hun ronding heen?
•••
Zwerverssonnet
Kleine Marie, Mirjam en Madeleine,
Gratiëndrietal dat ik heb bemind,
Zij hebben alle drie misschien een kind,
Maar ik verdween: l’inconnu de la Seine.
Wanneer men zwerft weent men zijn oogen blind
Onder de rozen van een meisjesboezem,
Men wil het niet doch plukt den reinen bloesem
En raakt steeds dieper in het labyrint.
Men wordt een sater met een ruigen baard,
Paart met de nimfen en is hun verrader
En dwaalt steeds verder weg van huis en haard.
Soms roept een kind (het trad nieuwsgierig nader):
‘Moeder, daar gaat de duivel met zijn staart!’
Maar moeder antwoordt bleek: ‘Kind, daar gaat vader!’
Bertus Aafjes (1914-1993)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per e-mail
Laat een reactie achter