Over grootsteedse families die uitdunnen en de bevolkingsgroei in dorpsgemeenschappen
Momenteel is er veel aandacht voor demografische ontwikkelingen die zorgwekkend worden genoemd. Vergrijzing is er één van en bij de PVV en adepten richt men zijn pijlen op immigratie, in het bijzonder op vluchtelingen uit ontwikkelingslanden, omdat ’s lands absorptievermogen overbelast zou worden. Om van de regering deel uit te kunnen maken heeft men de term omvolking tot ‘zeer zorgelijke demografische ontwikkelingen’ getransformeerd.
Een demograaf wees onlangs in de krant ook op een heel ander aspect dat op de bevolkingssamenstelling van invloed is: hoe duurder de huizen, hoe minder baby’s (De Volkskrant 27-6-2024, p. 10). Die trend is het scherpst in de regio Groot-Amsterdam, waar de huizenprijzen het hardst zijn gestegen. Daaraan kan evenwel worden toegevoegd dat, als immigratie even buiten beschouwing wordt gelaten, de bevolkingsgroei in de stad sowieso achterblijft bij die in het dorp en op het land. Dat is een naoorlogse ontwikkeling die eenvoudig aangetoond kan worden als men de toename van de familienamen na de Tweede Wereldoorlog nader bekijkt. We vergelijken daarvoor de namen in de twee peiljaren die ons door de Nederlandse familienamenbank worden aangereikt: de namen en het aantal naamdragers bij de volkstelling van 1947 en de namen van de Nederlanders die uit de Gemeentelijke Basisadministratie van 2007 zijn gelicht.
In die periode van 60 jaar groeide de bevolking van 9,5 miljoen naar 16 miljoen mensen. Deze bevolkingsgroei is in de eerste plaats het gevolg van het geboorteoverschot. In 2007 waren er 14 miljoen mensen met een achternaam die al in 1947 bekend was. Daar zijn dan duizenden verschillende namen van de 2 miljoen nieuwe allochtonen bijgekomen. Als we ons louter op de namen concentreren die bij de volkstelling van 1947 al in Nederland geregistreerd zijn, dan constateren we een gemiddelde toename per naam met de factor 1,5. Zo waren er van de meest voorkomende naam De Jong 55.500 naamdragers in 1947 en in 2007 hadden 84.000 mensen deze naam. Het is echter opmerkelijk dat de namen die minder dan gemiddeld zijn toegenomen of zelfs in aantal naamdragers zijn afgenomen vooral de stadse namen zijn, ongeacht de migratie naar de satellietsteden. Een voorbeeld daarvan is de familienaam Eelzak. Dit is een Amsterdamse vondelingennaam uit 1793 die vervolgens in de hoofdstad wortel heeft geschoten. In de tweede helft van de 20ste eeuw stagneerde de toename echter; in 1947 waren er 59 naamdragers, waarvan 57 in Amsterdam en in 2007 was er in totaal eentje minder. Deze 58 naamdragers hadden zich voor het merendeel over omliggende gemeenten als Almere, Purmerend en Amstelveen verspreid.
Een kleine opsomming van Amsterdamse achternamen die hetzelfde lot zijn beschoren of reeds uitgestorven zijn: Boekstal, Stroethoff, Arzbach, Affourtit, Aders, Haavekost, Hossele, Serlijn, Beaux, Ackema (ook in Rotterdam), Asbeek Brusse, Pogge en Poggemeier, Nievaard, Van Angelbeek, Klapmeijer, Haboldt, Weetzel, Alffenaar, Grenzebach, Hulseboom, Boeklage, Ahlheid, Greeff, Boormeester, Blasberg, Bisenberger, Tjomsma, Geelhof, Hilkers, Rustwinkel, Struiken Boudier, Aring, Aarnts, Krummer, Rosenland, Boeregeest, Abelaar, Apking, Altvater, Althans. De Amsterdamse familienamen van de Joodse families Agsteribbe, Witteboon en Cauveren zijn waarschijnlijk door emigratie in aantal afgenomen, zo ook o.a. Boekbinder en Alter in Den Haag en Birnbaum elders.
Zo zijn er meer namen die ons steeds minder zeggen. Zulke dramatische ontwikkelingen doen zich overigens niet alleen in Amsterdam en andere grote steden voor. Weinig voorkomende familienamen in een ruim verspreidingsgebied zijn overal kwetsbaar. Bovendien, een grotere spreiding nivelleert, oftewel namen met enkele honderden naamdragers en meer die enigszins over het land verspreid zijn nemen gemiddeld in aantal toe en niet extreem.
Een greep uit de stadse namen waarvoor dat niet geldt en die in hun voortbestaan worden bedreigd: Achilles, Albarda, Dikshoorn, Grijp en Boudier in Den Haag; Anraad, Addeson, Aalsloot, Agthoven, Hutsemakers en Van Sint Anneland in Rotterdam (Van Duura, Seemeijer en Maagdendans zijn er al niet meer); Haezer en Den Breeker in Dordrecht; Wallbrink en Apetz in Haarlem; Warmond en Anneeze in Leiden; Lamie, Van Blaricom en Van Blarikom in Utrecht; Imelman, Gorens, Amelsberg, Bloemker en Albaaren in Groningen; Jelgersma in Leeuwarden, Amsterdam en Den Haag.
Namen die juist meer dan gemiddeld zijn toegenomen en soms verdubbeld of zelfs verdrievoudigd in het aantal naamdragers zijn, concentreren zich daarentegen in landelijke kerngebieden. Zo kunnen we vaststellen dat van het namenkoppel Wieffering en Wiefferink de eerste met een concentratie in Amsterdam en Den Haag in aantal naamdragers is afgenomen, terwijl Wiefferink in Twente meer dan verdrievoudigd is. Wieffering is overigens uit Wiefferink voortgekomen; bij de trek westwaarts veranderden Oost-Nederlandse namen op -ink vaak in een naam op -ing.
De toename van zo’n naam gaat veelal gepaard met het uitdijen van het dorp door het aantal kinderen dat er geboren wordt. Zo gaat de flinke toename van het aantal personen met de namen Romkes, Hakvoort en Koffeman in Urk samen met de aanzienlijke natuurlijke aanwas uit eigen gelederen van het vissersdorp. Ook in de andere vissersgemeenschappen maken de eigen familienamen een vuist dankzij de grote gezinnen met deze namen. Onder andere kunnen genoemd worden de namen Koelewijn, Van de Groep en Duijst in Bunschoten-Spakenburg, Kwakman, Zwarthoed en Karregat in Volendam en Guijt, Meijvogel en Zuijderduijn in Katwijk.
Het vissersdorp Scheveningen is evenwel zo met Den Haag vergroeid dat Scheveningse namen zoals Pronk, Spaans en Van der Zwan over de stad en elders zijn uitgezwermd en in 2007 weliswaar in de top 10 van de meest voorkomende namen in de gemeente ‘s-Gravenhage genoteerd zijn (Pronk stond met 1807 naamdragers bovenaan), maar dat de toename in het landelijke totaal om en nabij het gemiddelde is (Pronk van 5445 tot 8419 naamdragers).
Een willekeurige greep van een sterke stijging in naamdragers van familienamen in plattelandsgemeenten per provincie: Rijskamp, Helmantel en Huitsing in Loppersum en omgeving; Weening, IJtsma en Spinder in Achtkarspelen; Altenburg, Agricola en Jellesma in Skarsterlan; Middelbos, Daling en Oldenkamp in Midden-Drenthe; Compagner, Dunnink en Talen in Staphorst; Leferink, Ter Huurne en Diepenmaat in Haaksbergen; Klein Gunnewiek, Wopereis en Hummelink in Oost Gelre; Van Roekel, Van den Top en Van Lagen in Ede-Barneveld; Tesselaar, Beemsterboer, Mosch en Zutt in Harenkarspel; Beentjes, Baltus en Limmen in Heemskerk-Castricum; Van der Zwet, Turk, Van Klink en Van Amsterdam in Alkemade, Duivenvoorde, Van Saase en Nulkes in Noordwijkerhout; Zwinkels, Vijverberg en Zuijderwijk in de gemeente Westland; Walhout, Rentmeester en Hoondert in Borsele; Habraken, Van den Biggelaar en Van Genugten in Sint-Oedenrode; Verberne, Mennen, Munsters en Van den Berkmortel in Bergeijk; Litjens, Poels, Rongen en Jenniskens in Venray-Horst.
Dan zijn er allicht ook sterke stijgers in grotere landelijk regio’s, zoals bijvoorbeeld Swinkels en in oostelijk Noord-Brabant en Noord-Limburg; hierboven kwamen we al de gemigreerde familietak Zwinkels met een Z- in het Westland tegen. In westelijk Noord-Brabant doet o.a. de achternaam Oomen het goed. Rondom Utrecht hebben we met specifieke namen als Vernooij, Peek en De Kruijf te maken, in West-Friesland met Reus, Sijm en Beerepoot. Verder kun je zien dat sommige algemeen voorkomende namen toch meer dan gemiddeld zijn toegenomen dankzij een familieconcentratie die er uitspringt. Voorbeelden hiervan zijn de namen Van der Meer, Van der Knaap en Van den/der Ende met Westland als kerngemeente. Zo doet de naam Zonneveld het meer dan goed vanuit Heemskerk. Een vergelijkbaar positief beeld geven in Friesland o.a. de namen Hoekstra, Kooistra en Hiemstra, op de Veluwe de namen Van den Brink en Hendriksen, Meijerink en Kamphuis in het oosten van het land en in Limburg de namen Claessens en Philipsen, die in Venray kernnamen zijn. Met de familienaam Kramer groeit de populatie bestendig, omdat afname in Amsterdam gecompenseerd is met toename in Urk, waar deze familienaam veruit het meest voorkomt.
Vergelijken we Jansen en Janssen met elkaar dat zien we dat de naam Jansen met één s, die over het hele land verdeeld is met een nadruk op Gelderland nagenoeg met de factor 1,5 vermenigvuldigd is, maar dat Janssen met dubbel-s, die vooral in Zuidoost-Nederland voorkomt, 1,65 keer is toegenomen. Dat lijkt een gering verschil, maar het gaat wel om duizenden mensen.
Al met al kan men aan de familienamen aflezen dat de rurale bevolking vruchtbaarder is dan de urbane. Is dat een demografische ontwikkeling die misschien ook zorgelijk genoemd kan worden? Je kunt in ieder geval veronderstellen dat het zwaardere gewicht in de schaal van specifieke namen in dorpse gemeenschappen ten opzichte van het lichtere gewicht van stadse namen gevolgen heeft voor de landelijke politieke verhoudingen in onze democratie.
Robbert-Jan Henkes zegt
Goed stuk, en interessante namen, waarmee schrijvers hun voordeel kunnen doen, nieuwe bordewijkianen meen ik.
M. Hermanides zegt
Interessant stuk om te lezen. Mijn achternaam stond er niet bij terwijl die voornamelijk in Amsterdam voorkwam/ voorkomt. Is wel verspreid omdat oa mijn vader verhuisde.
Leendert Brouwer zegt
Hermanides is een zogenaamde humanistennaam. Aangenomen door een voorvader die de Latijnse School heeft gedaan. In dit geval betreft het een ‘vergrieksing’ van Hermans of Harmens. Elite. Amsterdams. Is inderdaad minder dan gemiddeld in aantal naamdragers toegenomen.