Een luwtje
Nu voelt men warme geuren om zich walmen,
En warmte door de koele boomen wuiven, –
De snelle vliet schijnt moede voort te schuiven,
En in het matte schuiven nog te talmen;
Op de’ akker buigen zich de blonde halmen
Ontzenuwd, en beschutten met haar kuiven
’t Viooltje, dat geen vlinder komt bestuiven,
En dat de hette tusschen ’t graan voelt dwalmen;
De mensch, in ’t malsch en mollig mos gezonken,
Trekt uit de zwarte schaduw niets dan zwoelte,
Hij hijgt naar koeler adem, droomt van koelte….
Daar doet een bries de abeeleloovren trillen,
De lauwe vliet en ’t riet van weelde rillen….
Natuur heeft leven uit de lucht gedronken!
Jacques Perk (1859-1881)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter