De franskiljonse juffer spreekt
Waar niet is van min geschreven,
Daar en kan ik niet mee leven;
En ’t moet in het Frans nog zijn,
Of het lezen baart mij pijn.
Ik kan mij niet bezig houwen
Met een Vlaamsen boek t’ aanschouwen;
’t Vlaams is nooit van mijnen zin,
Want daar is geen voedsel in.
‘k Weet niet, ik heb vreemde zinnen,
‘k Wil zelfs altijd het Frans beminnen;
Zelfs om enig spel te zien,
’t Moet voor mij in ’t Frans geschiên.
Ja naar de theaterstukken
Gaan ik om het Frans te plukken;
Al dat Frans is staat mij aan,
‘k Zou er alle dagen gaan.
Men zou daar iets schoons vertogen,
En elk heeft u op zijn ogen.
Deze plaatse voor de jeugd
Schijnt mij wel een plaats van vreugd.
Joos de Wolf (1748- na 1780)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
rolf den otter zegt
Uit een biografisch woordenboek lees ik dat deze jezuïeten priester rond 1780 iets deed wat je niet van een Jezuïet had verwacht:
“Toen hij Ovidius’ Minnekunst had vertaald en wilde uitgeven sloot men hem op als krankzinnig, doch hij wist te ontsnappen en vluchtte buitenslands.”
Arme man…