•• Gedicht van vandaag staat in De schaamsoort, de nieuwe bundel van Paul Demets, met briefgedichten aan Guido Gezelle — 125 jaar na diens dood.
hoe dikwijls zat ik niet
nabij den stillen waterboord
alleen en van geen mens gestoord
Ik droomde dat ik het longkruid de bodem uitkeek
tot het groen begon te ademen. Bosanemonen
boden mij een bed met glimmende sterren.
Ze hadden de kleur van het grondeloze.
De lucht had plaats gemaakt voor de aarde.
Ik droomde dat ik mezelf niet vond.
Ik liep en sliep tegelijk.
Ik kwam bij een poel en keek naar het water.
Ze zat op een steen, alleen.
Wie ben je, vroeg ik.
Wie ben je, hoorde ik.
Het lag, dacht ik, in haar natuur dat ze zichzelf herhaalde.
Toch vroeg ik waarom ze mij negeerde.
Ik was enkel bezig mezelf in de poel te bekijken
en zag niet hoe ze kwijnde.
Ik was het die haar de rug toekeerde.
Paul Demets (1966)
uit: De schaamsoort (PoëzieCentrum, 2024)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter