Naar een transculturele en meertalige literatuurgeschiedschrijving (deel I)
De tekst is de weergave van een referaat op het symposium ‘Van isolasie na internasionalisering: Tendense in Suid-Afrikaanse navorsing die afgelope 30 jaar’ van de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns, 19 september 2024. Dit artikel zal in drie delen worden gepubliceerd.
Het wetenschapsdomein waarin het onderzoeksvoorstel zich situeert, is de vergelijkende letterkunde, meer bepaald een aandachtsgebied op het kruispunt van Comparative Literature, Translation Studies, International Network Analysis, Cultural Studies en Transnational Literature, Transnational & Translational Poetics en politieke en sociale geschiedenis.
Een vergelijkende aanpak: Literatuur, vertaling en cultuurtransmissie
Wij werken de afgelopen jaren aan gevalstudies met aandacht voor het inter- en trans-systemische literaire gesprek tussen Afrikaans en Nederlands. De particuliere studies die we hebben ondernomen en zullen ondernemen, zijn de basis voor een breder opgezet literair-historisch project, een alternatieve en complementaire geschiedschrijving van Afrikaanse en Nederlandse literatuur. Niet één taal, of één cultuur of één natie staat centraal. Zoals bekend stelde in de negentiende eeuw, ook nog lang in de twintigste eeuw, de literaire historiografie de verbinding tussen taal en plaats voorop. Die opvatting is intussen grondig gewijzigd. Terwijl de literatuurgeschiedschrijving van een nationaal circuit – dus de literatuur van een natie of meer in het bijzonder van een taal- en cultuurgebied – lange tijd als uitgangspunt fungeerde voor letterkundige overzichtswerken, dus ook in de Afrikaanse en de Nederlandse literatuurstudie, is dié visie de voorbije decennia veranderd. In Ongeziene blikken. Nabeschouwingen bij de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur wordt er door Arie-Jan Gelderblom en Anne Marie Musschoot aandacht aan besteed. Ook in de voorbereidende discussies, gebundeld in Veelstemmig akkoord (‘Voorzetten’ 52, red. H. Bekkering & A.J. Gelderblom, 1997), wordt betoogd – meer specifiek voor het Nederlandse taalgebied, d.w.z. voor de literatuur van de Lage Landen – een geschiedverhaal te ontwerpen dat het literaire gesprek en de literaire cultuur op een divergente manier belicht dan in de negentiende en twintigste eeuw het geval was in de neerlandistiek.
Taalcontact en taalvermenging, hybridisering van talen, of verbintenissen tussen en interacties van culturen, zijn dagelijkse realiteit. Dat was ook in het verleden natuurlijk ook zo, maar paste niet in een nationalistische discours waartoe de literatuur- en cultuurgeschiedschrijving bijdroegen. Het onderzoek dat wij bepleiten richt zich specifiek op literair grensverkeer en taalverbanden, op cultuurtransfers of teksttransmissies van literatuur, op de rol van vertalingen en culturele bemiddelaars. Of anders gezegd: een contactgeschiedenis van literaire systemen – in dit geval van Afrikaans en Nederlands. We doen dat vanuit het besef dat een ontvangende cultuur specifieke verwachtingen heeft omtrent buitenlandse literatuur, dat er bepaalde selectie- en canoniseringsmechanismen bestaan om buitenlandse teksten bekend te stellen voor de lokale markt, en dat de doelcultuur voor zichzelf een beeld schept van anderstalige literatuur, anders dan in het broncultuurgebied. Waarom we dat uitgangspunt kiezen voor het onderzoek, hoé het project wordt aangepakt en wààrom het belangrijk is meer in te zetten op literatuuronderzoek en cultuurstudie in het transnationale domein, dat wil zeggen: in een multicultureel, pluricentrisch en internationaal perspectief, dus niet uitsluitend op één taal of op één natie gericht, zullen we in deze beschouwing kort verduidelijken. Een uitgebreidere toelichting van het project is elders te lezen (cf. infra).
De hoofdrolspelers: Bruggenbouwers tussen Afrikaans en Nederlands
De hoofdrolspelers in het onderzoek zijn bruggenbouwers. De brug tussen Afrikaans en Nederlands, eigenlijk een steeds wisselende constellatie van bruggen en andere oversteekplekken, is een metafoor voor een geschiedenis van uitwisseling van literatuur en cultuur tussen Zuid-Afrika, in het bijzonder de Afrikaanse cultuurgemeenschap, en de Lage Landen, bij uitbreiding het Nederlandse taalgebied (dus ook het voormalige Nederlands-Indië, Suriname en de Antilliaanse eilanden).
Al geruime tijd voordat het Afrikaans een ambtelijk statuut kreeg in de Unie van Suid-Afrika, komend jaar precies honderd jaar geleden, is sprake van een productieve cultuur- en teksttransmissie tussen beide taalgebieden. Netwerken van Zuid-Afrikaanse, Nederlandse en Vlaamse schrijvers hebben bijgedragen tot dat interculturele verkeer. Vóór 1925, toen het Afrikaans in de plaats kwam van het Nederlands als tweede officiële landstaal naast het Engels, was er al een intensief cultureel verkeer tussen de Lage Landen en Zuid-Afrika. We bedoelen in de tijd van de Nederlandse Kaapkolonie in de zeventiende en achttiende eeuw, én in de loop van de negentiende eeuw ten tijde van de Britse kolonie en de Boerenrepublieken Transvaal (Zuid-Afrikaansche Republiek) en Oranje-Vrijstaat. In de koloniale tijd, tot 1925, was van een autonoom Afrikaanstalig literair systeem nog geen sprake. Pas in de negentiende en aan het begin van de twintigste eeuw worden schrijvers genoemd die bekend staan als pioniers van de Afrikaanse letterkunde. Het literair systeem van het Afrikaans bestaat formeel vanaf 1925, maar is dus veel ouder. Net zoals die culturele verbanden met de Lage Landen. Indien wij ons zouden beperken, wat niet wenselijk is, tot één eeuw van inter- en transsystemisch literair gesprek, dan kunnen we een productieve contactgeschiedenis van een eeuw in kaart brengen. Er zal een uitgebreide inleiding moeten worden toegevoegd waaruit blijkt dat die geschiedenis al veel ouder is dan honderd jaar.
Institutionele bemiddelaars
Wanneer daadwerkelijk sprake is van een Afrikaanse literatuur – indien we 1925 als een politiek maar tezelfdertijd arbitrair startpunt kiezen (die geschiedenis is kortom al veel ouder) – worden romans en dichtbundels geproduceerd die aandacht krijgen in beide talen. Later in die historiek wordt steeds meer vertaald tussen beide taalgebieden. Teksten uit het andere cultuurgebied circuleren en functioneren in het literaire systeem van het Afrikaans respectievelijk het Nederlands. Het zal wat ons betreft interessant zijn, ook complementair ten opzichte van bestaande afzonderlijke Nederlandstalige en Afrikaanstalige literatuurgeschiedenissen, een studie voor te bereiden over een periode van dialogen tussen twee literaturen, of beter: literaire polysystemen. De contactgeschiedenis die ons voor ogen staat, richt zich niet zoals gebruikelijk uitsluitend op schrijvers, teksten en genres, maar duidelijk op de cultuurtransmissie en op sleutelfiguren (“bruggenbouwers” en andere mediatoren) die het literaire grensverkeer mogelijk maken. Het betekent concreet dat naast schrijvers ook vertalers en uitgevers, redacteurs van tijdschriften, academici, vertaalfondsen en een menigte aan culturele actoren en instanties een plek moeten krijgen. Verbindingen tussen literaire circuits en culturen verdienen institutioneel een ruimere benadering dan wat bekend is uit de klassieke literaire historiografie van één nationaal circuit, van één geografische plaats of van één taalgebied.
Een contactgeschiedenis
Een research fellowship in de eerste jaarhelft op uitnodiging van het Stellenbosch Institute for Advanced Study heeft de gelegenheid geboden om theoretische en methodologische uitgangspunten en keuzes te formuleren. Ze liggen ten grondslag aan een literatuur-historische overzichtsstudie die, aanvullend ten opzichte van de bestaande literatuurgeschiedenissen (Afrikaans respectievelijk Nederlands), interacties laat zien en aandacht heeft voor kritische en productieve bewegingen in beide taalrichtingen. Een dergelijk onderzoeksproject is vanzelfsprekend het voorwerp van teamwork. Gevalstudies, in meerdere boeken gebundeld inmiddels, zijn de basis voor dat bredere panoramische opzet. In het boek Rakelings (2017) en later in de complementaire studieboeken Kwintet. Literaire dialogen tussen Afrikaans en Nederlands (2023) en Breyvier. Over taal, burgerschap en Breytenbach (2023) zijn dergelijke casestudies gepresenteerd, vooral over de Nederlandse en Vlaamse receptie en de culturele netwerken van Breytenbach in Nederland en Vlaanderen. Het vergelijkend onderzoeksterrein is niettemin nog vrijwel braakliggend. Een literatuur-historische contactgeschiedenis zal, voortbouwend op eerder gepresenteerde en nog te ontginnen studies, een overzicht bieden van de grensverleggende cultuurtransmissie tussen Afrikaans en Nederlands.
Een meer uitgebreide beschouwing over uitgangspunten, theoretische omkadering en methodologie van het literatuur-historisch onderzoeksproject is eerder gepubliceerd op Voertaal. De SAAWK-lezing is gebaseerd op overwegingen in de vierdelige bijdrage: https://voertaal.nu/deel-1-naar-een-trans-systemische-en-dialogische-contactgeschiedenis-van-afrikaanse-en-nederlandstalige-literatuur/.
Laat een reactie achter