Lijkklacht bij een zoëven geopend graf
‘Wat doodalleen zijn wij,’ denk ik, ‘wat giert de
Bulderbast om ’t graf. ’t Is àl verloren werk…
Te zien hoe ijdel hier zijn hulsel rentenierde…
Het is mij droef te moe. Des ochtends, in de kerk,
Toen hij begraven werd (’t is jaren her) dacht
Ik: de Dood komt met violen. En ik verkoos
Bij U verzameld te worden. En ik verwachtte
’t Allerinnigst, dat was vreugde voor altoos.
Doch nu, nu ik u zie… Enkel de huivering
Resteert, en ’t tempeest. Het is mij akelig.
‘Wat is het voor een godverlaten lotverwisseling,’
Denk ik, ‘daar je als sterveling op hopen mag?’
Gerrit Komrij (1944-2012)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter