•• Nog twee maanden Guido Gezelle-jaar (want 125 jaar geleden overleden).
O, gij dikke, welgekleede, welgevoede vliege, die
’k daar zoo dikkens, om end weder om mij, hoore en zie
vliegen, varen, vederen, ruischen, in den zonnenstraal,
met uw’ ronkend-, hoog- en leeggevooisde vedertaal!
Ha, ’k en kenne niemand die u ooit ééne arme reke of twee
heeft geschonken, schoon gij zingt en immer zongt, alreê
ruim zoo lange als merelaan, of meeze, of nachtegaal,
ruim zoo schoone allichte als honingbie- en krekeltaal.
O, gij dikke, weltevreden, welgezinde snaartrompet,
nooit en zag ik of en hoorde ik uwe vlerken, net
lijk twee glazen ruitjes, daverende, ’t zij late of vroeg,
of ’t was helder zomerweder, en de zonne loech!
o Gij aardig dierken, ’k wou dat ik, zoo wel als alle mensch,
zoo gij schijnt te hebben, had mijn herte en wille en wensch,
en dat ge ons, al ronken in den mooien zonneschijn,
wist den weg te wijzen naar ’t gestadig blijde zijn!
(22-5-1883)
Guido Gezelle (1830-1899)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter