Medio september verscheen de indrukwekkende LP This is Water van Reinier Baas en Ben van Gelder. Doorwerkte composities, met internationale allure. En niet alleen omdat Jeff Ballard op enkele nummers meespeelt. De titel verwijst naar een uitspraak van David Foster Wallace die context krijgt in de binnenhoes van de LP. Het verhaal van de vissen in het water, waarbij een oudere vis langszwemt en twee jonge vissen vriendelijk gedag zegt: ‘How’s the water today?’ Waarna, eenmaal de oudere vis gepasseerd, een van de twee jonkies tegen de andere zegt: ‘What the hell is water?’
Water is wat het met ons doet, misschien is dat het, al richtte het pleidooi van Wallace zich meer op het vragen van aandacht voor de schoonheid en het belang van het ons direct omringende. Al die connotaties bij elkaar, en nog meer, komen ook aan de orde in de nieuwe film van Boudewijn Koole, naar de roman Hokwerda’s kind van Oek de Jong. Lin Hokwerda, dochter van, daar draait het om in deze film – en in iets mindere mate ook om Henri, haar partner in een bij tijd en wijle heftige relatie, waarin onder de oppervlakte van alles speelt, uit een verleden dat grotendeels onuitgesproken blijft maar impliciet aanwezig is, en steeds meer wordt, en dat de kijker gefascineerd laat meebewegen, op het ritme van het water bijna. Wie denkt een filmische remake van de roman van De Jong mee te krijgen – in blijde verwachting van een feestje der herkenning met de dan maar al te zeer voor de hand liggende aanvangsvraag ‘Wat is beter. Boek of film? – zal mogelijk teleurgesteld zijn in de film, maar daarmee doet die romankijker de film absoluut geen recht.
Koole heeft een essentie uit de roman gedestilleerd, en daarbij onder andere alle onderliggende psychologie verplaatst naar, of misschien beter gezegd, getransponeerd in het landschap, in het oerelement water. Vergelijkbaar deed hij ook al in zijn vorige film Beyond Sleep, naar de gelijknamige roman van Willem Frederik Hermans, waarin de film pas begint wanneer de roman zo ongeveer al halverwege is, en waar Koole de fysieke en psychologische worsteling en onmacht van zijn personage genadeloos, én tegelijkertijd empathisch, laat samenvallen met het meedogenloze en ontoegankelijke lege landschap van het hoge noorden van Scandinavië.
De films van Koole krijgen daarmee een deels ander narratief, de films zijn kleiner, minder complex in de opeenvolging van verhaalelementen zoals de roman die heeft, maar bezwaarlijk is dat allerminst. Integendeel, zeker bij de verfilming van de roman van De Jong krijgen de personages in hun uitgebeende cinematografische portrettering een veel sterkere geladenheid en urgentie, waar de roman in feite veel minder hecht is, wat gedeeltelijk te maken kan hebben met het langzame en ingewikkelde ontstaansproces daarvan, onder andere met in een laat stadium ingewerkte plotwendingen, zoals De Jong zelf beschreef in De wonderen van de heilbot.
Boudewijn Koole denkt buitengewoon consequent en indringend in beeld en geluid: in fotografie, in omgevingsgeluid, in beeldritme en sequenties. Dat verdient de volle aandacht van de kijker, en laat diezelfde kijker ook genieten van de knappe opbouw en onderlinge samenhang van scènes en van het filmische verhaal. Dat begint al direct bij de opening, waar beelden van Lin als langeafstandszwemster – alleen maar ogenschijnlijk als een Venus uit het schuim der zee en direct omgeven door goedwillende begeleiders die proberen in te werken op haar lichaam en geest – overgaan naar jeugdbeelden van een meisje, zwemmend in een rivier, in een laag camerastandpunt gefilmd vanaf een dwars in het beeld liggende steiger waar ze met enige moeite naar toe zwemt. Waarna de film minutenlang en in schijnbare herhaling, met iets van een bijna mild surrealisme, de kijker een eerste glimp geeft van wat één van de psychologische kernen van de film zal worden, en wat beetje bij beetje duidelijker wordt.
Met steeds dat water – het water van de zeekust van Nederland en Engeland, van rivieren in Friesland, van het natuurzwembad waar Lin haar trainingen afwerkt, van het ijswater waarin zij zich (in opdracht) dompelt na afloop van haar trainingen, maar in feite ook in de nabijheid van het loft van Henri in het havengebied van Amsterdam. Het water dat zacht kan zijn en beschermend, maar waarin Lin zich vooral ook uitput, haar grenzen opzoekt, het water dat lichamelijkheid maximaal laat ervaren, herinneringen verdringt en in die lichamelijkheid ook erotiseert, het water ook dat overweldigend en bedreigend is. Zoals de fysieke relatie tussen Lin en Henri, lang en in detail uitgespeeld in indringende scènes, afwisselend aftastend en intiem, maar tegelijkertijd ook wellustig, slopend, en vanuit Henri opdringerig overrompelend en daarmee voor Lin soms ronduit beangstigend is.
Niet zozeer beangstigend, als wel benauwend is Hokwerda’s kind gedurende de film in steeds toenemende mate. In de manier waarop we als kijker steeds wat meer inzicht krijgen – maar om het ingewikkeld te zeggen precies te weinig genoeg zodat de vertelling allengs meer lading en intensiteit krijgt – in de jeugd van zowel Lin als Henri, benauwend ook doordat er nog heel wat meer personages rondlopen, meer of minder in de directe nabijheid van Lin en Henri, die het nodige met zich meedragen in de film, en die worstelen met de lasten van het leven – naar Dylans It’s life and life only, benauwend ook doordat daar nauwelijks aan te ontkomen valt, en de afloop vaker dan eens noodlottig is. En dat alles voor een groot deel omgeven door water. Het zachte water van de hel.
Laat een reactie achter