Ontmoeting
Opnieuw moesten wij, noodlot,
op een stille morgen in maart
elkaar zien staan, de straat
waar zij stond achterin, voor ik,
de handen langs de vensterbank,
voorbij het holle der portieken,
haar tegenging, ontving wat zij
tot het midden had bewaard:
een lachje zijdelings, o god
hoe dapper kunnen wij dan verder!
Wat rest er echter van ons samenzijn?
Mij alleen die pijn toen ik omzag
haar van achteren te zien, de schouders
en de vraag of zij zich redt.
Het nieuwe kanaal
Ik weet het niet, de aarde,
de zon als het geregend heeft,
de geuren van het nabestaan,
vooral de bermen hebben het,
het lange gras dat wuift
en droogt waarin ik sta
om niet te vallen languit
en gemeen te zijn met haar
aan alle zijden –
de vogel zit weer op zijn tak,
de zon straalt over de aarde…
dan loop ik over het water,
de schoenen in de hand.
Gerrit Krol (1934-2013)
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun m
Laat een reactie achter