“De Winter” van Coosje Huet, geboren Busken, 1810, voorgelezen.

Misschien is ‘De Winter’ van Coosje Huet, geboren Busken (1759-1841), niet het meest representatieve stuk om tot het mysterie van de schrijfster door te dringen, maar het is het enige gepubliceerde schrijfsel van deze Zeeuwse dame. Want wat was het bijzondere aan deze vrouw, die in haar jeugd een wonderkind werd genoemd? Wie was het ‘Talent van Briefschryven in grooter volkomenheid’, dat ervoor zorgde dat Betje Wolff zo door haar werd betoverd dat zelfs haar relatie met Aagje Deken onder druk kwam te staan (Buijnsters, p. 266)? Zelfs haar kleinzoon Conrad Busken Huet, die de bejaarde Coosje nog regelmatig bezocht, beweerde dat hij zich goed kon voorstellen hoe haar combinatie van “ernst en luim” Wolff had kunnen bekoren. Hij ging zelfs zo ver te stellen dat zij uiteindelijk een betere schrijfpartner zou zijn geweest dan Aagje Deken! (Praamstra, 2004)
“De Winter” verscheen in de “Hedendaagsche Vaderlandsche Bibliotheek van Wetenschap, Kunst en Smaak” van 1810. In de geschiedenis en in de voorgangers van dit tijdschrift was er nogal een wisseling tussen een wat strengere en vrijere opvatting van het orthodox gereformeerde geloof (Van Vliet, 2021). De latere incarnaties laten een genuanceerde positie zien waarin verlichtingsidealen verweven zijn met traditionele waarden. Een stuk als “De Winter” paste prima in zo’n format. De Hedendaagsche Vaderlandsche Bibliotheek werd jaarlijks in twee delen uitgegeven. Het eerste deel bevatte boekbesprekingen, het tweede deel mengelwerk zoals “De Winter”.
In “De Winter” worden drie verschillende invalshoeken van het seizoen de winter besproken. Een sentimentele, gevoelige, zelfs wat theatrale beschrijving van de natuurfenomenen die in de winter te vinden zijn, zoals:
“Huilende stormwinden gieren door de dorre takken , en vagen eenen geheelen maalstroom van dorre bladeren af. IJskoude regens verdrinken de weiden , waar eertijds het welig vee dartelde.”
Een beschrijving van hoe gegoede burgerij vermaak van kou en sneeuw probeert te maken en daarbij het gevaar niet schuwt:
“Het vermaak schijnt zelfs van de gevaren, daar het mede omringd is , nieuwe prikkelen te ontleenen . Immers , wanneer er te kiezen valt tusschen gezondheid en vermaak , hoe zelden zal de mensch de eerste boven het laatste kiezen!”
En een oproep, doorspekt met sentimentele en religieuze volzinnen, om de hulpbehoevenden in de winter niet te vergeten:
“Naakte, van honger en gebrek half stervende kinderen schreijen om brood, en, ach ! zijne hand vindt niets om hun te geven. Hij zucht, en slaat de betraande oogen ten hemel, tot dien GOD , die de jonge raven spijzigt, als zij tot Hem roepen.”
Uiteindelijk is er een weldoener die verlossing komt brengen:
“Edele, weldadige stervelingen herinneren zich de ellende van hunne behoeftige medemenschen. De beminnelijke weldadigheid, die dochter des hemels, opent hare hand. Met een bewogen hart treedt de menschenvriend in de schamele hut der armen, hij aanschouwt hunne ellende, en haast zich dezelve te verzachten”
Eind goed, al goed. De dankbare behoeftigen zijn gered en de weldoener “smaakt […] in stilte den zuiversten wellust, dien de sterveling genieten kan.” Bovenaan dit artikel wordt de complete tekst van “De Winter” voorgelezen.
“De Winter” is niet het enige stuk dat van Coosje Busken bewaard is gebleven. In handschrift zijn er 11 andere stukken overgeleverd die volgens Buijnsters (1984), die niet veel met “De Winter” op had, vergelijkbare ‘gevoelige’ schoolopstellen zijn. Hoewel geen meesterwerk, zou ik blij zijn met schoolopstellen als deze. Zinnen als “De gansche Natuur, ontdaan van al hare sieraden, schijnt in een’ killen doodslaap gezonken, en vertoont aan alle zijden eene akelige gedaante” laten een glimp zien van de verbeeldingskracht die Betje Wolff zo aansprak. “De strenge vorst, die alles doet stollen, en de snelste stroomen als met marmer bevloert” zijn heerlijke zinnen om uit te spreken, waar dit soort stukjes ook vaak voor bedoeld waren. Zo’n tijdschrift werd vaak in gezinsverband voorgelezen en besproken (Anoniem, 1834, p. 238). Of, zoals Betje Wolff en Aagje Deken, dertig jaar eerder beschreven, voorgedragen tijdens bezigheden: “dan neemt myne vriendin een boek en leest, terwyl ik (dewijl mijne borst te zwak is om luid te leezen) oud en nieuw maak, verstel, brei enz.” (Roosenschoon, 1987)”
Coosje Busken trouwde met predikant Samuel Theodore Huet en kreeg tien kinderen, waarvan er twee al in 1810 overleden waren. Een literaire carrière zat er niet meer in. Marcel van den Driest heeft in 2018 een boekje uitgegeven, waarin nagegaan werd wat er van de nakomelingen van Coosje geworden is. Naast de al eerder genoemde schrijver en literatuurcriticus Conrad Busken Huet, bleken in de stamboom ministers, parlementariërs, kunstenaars, wetenschappers en een Olympisch medaillewinnaar voor te komen. Zoals voor zo veel vrouwen eind 18e, begin 19e eeuw moest een roemrijke literaire carrière ingeruild worden voor een roemrijk nageslacht… Nee, ‘De Winter’ laat niet zien wat voor bijzondere schrijfpartner zij voor Betje Wolff had kunnen zijn, zoals haar kleinzoon Conrad suggereerde, maar geeft ons wel een idee van hoe haar taalgebruik beeldend kon zijn en haar verlichte opvattingen over maatschappelijke solidariteit in tijden van tegenspoed waren.

Bronnen
Anoniem. (1834). De jaarboekjes van 1834. Vriend des vaderlands, 8, 238.
Busken, C. (1810). De Winter. Hedendaagsche Vaderlandsche Bibliotheek van Wetenschap, Kunst en Smaak voor het jaar 1810, 2(2), 71-73. https://www.google.nl/books/edition/Hedendaagsche_vaderlandsche_bibliotheek/kXFNAAAAcAAJ?hl=nl&gbpv=1&pg=PA71&printsec=frontcover
Damme, J. van (2018, 10 december). Lieve eige Coosje. PZC. https://www.pzc.nl/zeeland-geboekt/lieve-eige-coosje~abb8f918
Driest, M. A. van den (2018). Lieve eige Coosje. De nakomelingen van Jacoba Adriana Busken (1759-1841). Uitgeverij Vincula Affinia.
Praamstra, O. (2004). Wolff & Deken herschreven: Conrad Busken Huet over Sara Burgerhart en Willem Leevend (en zijn grootmoeder). Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman, 27, 154-161. https://www.dbnl.org/tekst/_med009200401_01/_med009200401_01_0028.php
Roosenschoon, W. (1987). Betje Wolff en Coosje Busken: een hartsvriendschap. Zeeuws Kunstenaarscentrum.
Rovers, E. (2015). Busken, Jacoba Adriana. In Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/JacobaBusken
Vliet, R. van (2021, 15 december). Vaderlandsche bibliotheek van wetenschap, kunst en smaak (1789-1796). Ent1815. https://www.ent1815.nl/v/vaderlandsche-bibliotheek-van-wetenschap-kunst-en-smaak-1789-1796/
Laat een reactie achter