
Het lied der piramiden
Wij zijn een vierkant volk, te streng in ’t lood
Om een meander naar zijn aard te vatten;
Wij zijn van de eeuwigheid de tochtgenoot,
Door zonnebrand noch zandstorm af te matten.
Ginds is het zwaarbevolkte stroomland groot
In bouwen en regeren en brandschatten,
Tot de ondersteen de bovensteen verstoot
En vorst en volk als gruis uiteen doet spatten.
Ons blijft dit perk bestemd: een schaal vol zand,
Waarin wij stijgen boven ’t onverstand
Der velen die vergaan in de woestijnen.
Bij tijden wenden wij ons weer tot ’t kleine,
En Pharaonen eten – ieder ‘t zijne –
Hun korrel dood uit onze stenen hand.
Simon Vestdijk (1898-1971)
Laat een reactie achter