De aanleiding tot het project
In 2019 gaf Theo d’Haen samen met een grote groep neerlandici bij Bloomsbury de prachtige bundel Dutch and Flemish Literature as World Literature (2019) uit. Hoewel ook enkele wetenschappers uit de regio Centraal-Europa aan deze bundel een bijdrage hebben geleverd, bleek de toch niet geringe receptie van Nederlandstalige literatuur in die regio in de tweede helft van de 20e eeuw zo goed als volledig afwezig te zijn. Hiermee werd een opmerking, nu een halve eeuw geleden door Jos De Wit, directeur van het Nederlands Literair Vertalers- en Productiefonds gemaakt, treffend geïllustreerd:
Een algemene opmerking dat men in Nederland en Vlaanderen nog steeds te geringschattend tegenover de publicaties in Oost-Europa staan. Natuurlijk is een publicatie in het Frans, Duits, Engels of zelfs Spaans belangrijker dan in het Tsjechisch oh Hongaars; anderzijds is het de vraag of een publicaties in bijvoorbeeld Engeland met een verkoop van 600 exemplaren en anderhalve recensie nu werkelijk zoveel belangrijker is dan een publicatie in een Oostblokland in een oplage van tussen de 25.000 en 50.000 exemplaren met een (meestal) enthousiaste pers en een dankbaar leespubliek. Het een mag niet verwaarloosd worden tegenover het ander, maar andersom evenmin. De Oost-Europese markt is een zeer omvangrijke markt en we schrijven uiteindelijk toch om gelezen te worden.
Vanuit deze gedachte hebben verschillende neerlandici uit Centraal-Europa en de Lage Landen de koppen bij elkaar gestoken om een collectieve monografie te schrijven waarin de transfer van Nederlandstalige literatuur in de periode tussen 1945 en 1990 centraal staat. De idee was om te onderzoeken welke overeenkomsten en verschillen er in de verschillende landen van de regio in die transfer te vinden zijn, en hoe de overal bestaande censuur en de officiële norm van het socialistisch realisme van invloed waren.
De onderzoeksgroep
De groep onderzoekers bestaat uit Wilken Engelbrecht (Olomouc, initiatiefnemer) voor het Tsjechisch, Benjamin Bossaert (Bratislava) voor het Slowaaks, Gábor Pusztai (Debrecen) voor het Hongaars, Paweł Zajas (Poznań) voor het Pools, Anita Srebnik (Ljubljana) en Jelica Novaković-Lopušina (Belgrado) voor Joegoslavië (Sloveens en Servokroatisch), Michel De Dobbeleer (Gent) voor het Bulgaars, en Alexa Stoicescu (Boekarest) voor het Roemeens. Vanwege de grote invloed van de Sovjet-Unie en de DDR als ideologische centra werd besloten om ook de transfer in de DDR (Paweł Zajas) en de USSR (Irina Michajlova) in het project te betrekken, terwijl Ton van Kalmthout (Amsterdam) de positionering van de transfer in de genoemde regio in het kader van de transfer van Nederlandstalitge literatuur en onderzoek hiernaar op mondiaal niveau bekeek.
Financiering
Het onderzoek is gefinancierd met een project van de Nederlandse Taalunie met de titel ‘Tolerant’ Literature in ‘Totalitarian’ Countries? The Case of Dutch and Flemish Literature in Central East Europe and the Balkans during the Period of the Communist Regime, 1945-1990, met als looptijd 2022-2024. De Taalunie stelde voor om ook studenten in het project te betrekken. Om die reden werd in het zomersemester van 2023 een cursus Socialistische Transnationaliteit en de Transfer van Nederlandstalige Literatuur, 1945-1990 georganiseerd, gefinancierd uit een Erasmus Blended Intensive Programme met als partners de Univerzita Palackého in Olomouc, de Univerzita Komenského in Bratislava, de Debreceni Egyetem in Debrecen, de Univerza v Ljubljani in Ljubljana en de Uniwersytet A. Mickiewicza in Poznań. Daarnaast gaven ook andere deelnemers van het project colleges. Aan het begin van het project werd op 6 oktober 2022 een eveneens uit dit BIP-project gefinancierd symposium gehouden, waarin verschillende deelnemers hun onderzoekslijnen uitzetten. De resultaten van dit symposium kwamen uit als een thematische bundel in het tijdschrift Nederlandse Letterkunde (foto).



Het thema
Het plan was om vooral het spanningsveld tussen enerzijds interesse in Nederlandstalige literatuur bij in de jaren 1945-1990 in de regio werkzame neerlandici en vertalers met hun partners bij lokale uitgeverijen en de wens om die literatuur aan het lezerspubliek in de diverse landen bekend te maken en anderzijds de beperkingen die werden opgelegd door het heersende politieke volksdemocratische systeem met de officiële literaire norm te onderzoeken. Maar al spoedig hebben we onze aandacht verlegd naar de rol van belangrijke vertalers in de verschillende landen. Dat had verschillende redenen. Om te beginnen kwam tijdens de onderzoeksperiode een specifiek aan de relatie tussen censuur en vertalingen in de regio gewijde collectieve monografie Translation under Communism uit onder redactie van Christopher Rundle, Anne Lange en Daniele Monticelli (2022), wat het niet erg zinvol maakte om dan hetzelfde thema specifiek voor de Nederlandstalige literatuur te behandelen. Verder bleek dat er overal wel feitelijke censuur was geweest, maar dat deze officieel nimmer had bestaan. Daarnaast is het archiefmateriaal na de val van de Muur in 1989/90 meestal vernietigd of heeft het in sommige gevallen vanwege het officieel ontbreken van censuur zelfs nooit bestaan, omdat uitgevers en vertalers zelfcensuur toepasten (met name in Joegoslavië). Voor de belangrijkste vertalers was wel in Nederlandse en Vlaamse, soms ook in lokale archieven materiaal in de vorm van correspondentie, contracten en dergelijke aanwezig.
Ideologische periodisering
Zoals Irina Michajlova in verschillende artikelen over vertalingen in het Russisch in de afgelopen decennia al had geconstateerd, loopt de periodisering van de transfer grotendeels parallel met politieke periodes, wat niet zo vreemd is als we bedenken dat er niets werd uitgegeven zonder officiële toestemming. Overal (behalve in de Sovjet-Unie) was er een semi-democratische periode met relatief veel vertalingen gevolgd door een stalinistische periode met vrijwel geen vertalingen. Wat werd uitgegeven, had onder het stalinisme vaak een politieke reden: zo werden vrijwel overal zowel De legende van Thijl Ulenspiegel en Lamme Goedzak door de Franstalige Vlaming Charles De Coster, als Max Havelaar van Multatuli vertaald, de laatste geframed als een anti-kololniale en anti-imperialistische roman, evenals Goethe in Dachau van de communistische verzetsstrijder Nico Rost. Na deze periode volgde overal tussen 1953/6 en 1968/71 een periode van dooi, waarin specifiek op vertalen van buitenlandse literatuur gerichte tijdschriften met titels als Světová literatura, Gazeta Literară of Nagyvilág werden opgezet. In deze periode werden toenemend romans vertaald van groten van de Nederlandstalige letteren. Daarbij speelde ook mee dat er in die periode in veel landen lectoraten Nederlands werden opgericht. Na deze periode volgde in veel landen een tijd van stagnatie, die tenslotte na de Helsinki-akkoorden in 1977 werd afgewisseld met nieuwe impulsen. In de tweede helft van de jaren ’80 werd het duidelijk dat het socialistische systeem op zijn laatste benen liep en kon er steeds meer worden vertaald, mits dit financieel haalbaar was met het oog op deviezen voor de royalty’s. Deviezentekorten speelden alle landen in de regio parten.
Resultaten
Zowel tijdens de cursus, als in de thematische aflevering van Nederlandse Letterkunde en in het boek dat eind 2025 bij Bloomsbury zal uitkomen, kon worden aangetoond dat er afhankelijk van de vertalers, uitgeverijen en smaak van het lezerspubliek in elk land andere accenten werden gelegd. Daarnaast konden ook gemeenschappelijke tendensen worden vastgesteld. In de hele regio werd literatuur beschouwd als een middel om het volk op te voeden. De schrijvers moesten daarom ideologisch geschoold zijn en “weten wat zij in de gedachten en harten van de mensen moeten inbrengen”, zoals de Tsjechische ideoloog en minister Zdeněk Nejedlý in 1953 op een schrijverscongres voorhield. Literatuur moest de vaak moeizame weg van het proletariaat naar het socialisme illustreren. Daarom waren historische romans en geromantiseerde biografieën van kunstenaars geliefd. Nederlandstalige schrijvers die deze aspecten in hun romans sterk benadrukten waren bijv. de communist Theun de Vries, maar ook de Vlaamse schrijver Fred Germonprez. De geromantiseerde biografieën van El Greco door Simon Vestdijk, van Rembrandt door Theun de Vries of van Pieter Bruegel door Felix Timmermans werden vanuit eenzelfde optiek in vele talen in de regio vertaald. Overal was het Nederlands een nicheliteratuur, maar tegelijkertijd stonden Nederlandstalige auteurs bekend als relatief progressief. En als typische transitlanden waren Nederland en België ook in de socialistische periode belangrijke handelspartners. Dit zorgde ervoor dat er in de meeste landen van de regio vertalingen van belangrijke schrijvers beschikbaar kwamen.

Wilken Engelbrecht (Olomouc)
Mede namens: Benjamin Bossaert, Michel De Dobbeleer, Ton van Kalmthout, Irina Michajlova, Jelica Novaković, Anita Srebnik, Alexa Stoicescu en Paweł Zajas

Laat een reactie achter