Iedereen die in grammatica geïnteresseerd is (en wie is dat niet?) veert gelijk op bij de middelste zin van De Terugkeer van Esther Gerritsen:

‘Hij loopt gewoon weg,’ vraagt Peter, ‘zonder iets te zeggen?’
Wat direct opvalt: op het moment dat die Peter zijn entree maakt in de zin, heb je nog helemaal niet door dat hij bezig is een vráág te stellen. Maar het staat er echt: hij ‘vraagt’ iets. Er staat aan het eind van het citaat ook een vraagteken, dus ja, dan zal het inderdaad wel. En ergens is het dan ook best voorstelbaar dat de zin niet ook nog eens die eeuwige vraagvolgorde krijgt – iets als ‘Loopt hij gewoon weg, zonder iets te zeggen?’ Dat zou bij nader inzien inderdaad behoorlijk overdreven zijn, want hoe duidelijk wil je het hebben? Dan had er ook nog bij kunnen staan dat Peter een vragend gezicht trok, of dat hij er met een piepstemmetje aan toevoegde: ‘Nou, dat vroeg ik me dus af.’ Gelukkig weet Esther Gerritsen dat deze Peter zijn woorden zorgvuldiger kiest dan dat.
Die Peter is sowieso geen type voor een piepstemmetje: heel subtiel laat hij zijn ongenoegen doorklinken met dat woordje gewoon, dat grappig genoeg vaak gebruikt wordt als iemand iets helemaal niet gewoon vindt, maar juist heel erg óngewoon en vooral ook erg ongepast. Het is duidelijk dat Peter dat ook vindt. Hij bedoelt eigenlijk te zeggen: ‘Hallo zeg!! Weglopen kun je niet maken!! En helemaal niet zonder iets te zeggen!!’
Peter stelt kortom een retorische vraag, verstopt in een gewone vraag die er niet op alle fronten uitziet als een vraag. Dan is dat ook weer duidelijk.
En intussen kunnen we ons ook levendig in Peter verplaatsen. Het ís ook echt verschrikkelijk als geliefde mensen vertrekken. Stel, je kent zo’n persoon in kwestie al 25 jaar, en je hebt altijd heel leuk met diegene samengewerkt. Stel, het was echt zo iemand die – zodra er consensus aan het ontstaan is in een groep – toch durft te zeggen: ‘Maar hoezo dan?’, of ‘Maar wat hebben we er dan aan als we dit weten?’ Zo iemand bij wie je aan de lippen hangt als-ie spreekt op een congres. Die je er op wijst dat op of af in die ene zin geen voorzetsel is maar een partikel. Die humoristisch is zonder humoristisch te doen. Die je zinnen vanuit alle kanten laat bekijken, met een leuk spel bijvoorbeeld. Iemand die de ene na de andere leuke rubriek verzint. (Iets als het vinden van de middelste zin van een roman: misschien wel de geniaalste rubriek die een tijdschrift ooit gehad heeft.) Nou, zo iemand dus. Die persoon wil je toch niet kwijtraken? Dan is die Peter eigenlijk nóg mild in zijn commentaar.
Wie langzamerhand begint mee te voelen in de paniek van Peter, kunnen we geruststellen met de titel van het boek: De Terugkeer. Daardoor kunnen we ervan uitgaan dat het vertrek tijdelijk zal zijn. Het doet denken aan een specifieke organisatie in het Nederlandse taalgebied waar mensen ook nooit écht weggaan, maar gelukkig altijd verbonden blijven met elkaar.
Tot slot rijst nog de vraag wie dan die Peter is. Zelf ken ik wel een Peter, voluit Peter-Arno geheten, maar die neemt op dit moment zelf afscheid. Dan zou het natuurlijk een beetje gek zijn als uitgerekend hij zoiets zou zeggen. Dan is het misschien een andere Peter die het wellicht betreurt dat Peter-Arno weg gaat. Wie die Peter ook moge zijn (oud-Onze Taal directeur Peter Smulders? De CEO van een gemiddeld Nederlands bedrijf?): hij heeft gelijk, want dat afscheid van Peter-Arno betreur ik zelf ook. Ik heb Peter-Arno gewaardeerd, van hem geleerd en met hem gelachen. En ik hoop dat hij in een andere vorm betrokken blijft bij Onze Taal. Zodat iedereen zich keer op keer weer blijft realiseren: met iedere zin is wel iets aan de hand!
Laat een reactie achter