De queeste voor de middelste zin: dodelijk dilemma
Aan welk boek denk ik als ik aan Peter-Arno denk? Mijn eerste kennismaking met Peter-Arno is niet echt een kennismaking, maar ik studeerde Nederlands in Nijmegen (1999-2005) waar ik deze bekendheid regelmatig zag rondlopen. Zelf had ik niet het voorrecht college bij Peter-Arno te volgen, maar studiegenoten die de specialisatie Taalkunde kozen hadden dat wel; mijn partner volgde computerlinguïstiek. Het boek dat ik dus eenvoudig kon verbinden aan Peter-Arno, en dat ik zou gebruiken om iets te schrijven over ‘de middelste zin’ was vanzelfsprekend De gevarendriehoek (1985) van A.F.Th. van der Heijden: ik las het voor mijn colleges moderne letterkunde en het verhaalt over de studententijd van hoofdpersoon Albert die hij net als ik doorbracht in Nijmegen.
Zo kwam het dat ik het boek klaarlegde op de ontbijttafel, het was immers mijn thuiswerkdag, en ik was vast van plan om mij direct na het ontbijt te storten op de ingewikkelde reken-instructies om die middelste zin te gaan vinden in dit kloeke boek.

Helaas is het niet zover gekomen. Dat komt omdat wij als gezin samen plegen te ontbijten. Het boek op tafel riep vragen op. Terwijl ik de opdracht uitlegde en aangaf dat het vinden van de middelste zin het moeilijkste onderdeel zou vormen van de opdracht (ik ben niet zo van cijfers en rekensommen), ging mijn dochter ter aanmoediging willekeurige zinnen uit het boek voorlezen. Die bleken niet per se geschikt voor een 11-jarige aan de ontbijttafel en wellicht ook niet voor een afscheidsstukje voor een collega die met pensioen gaat, besefte ik al gauw. Tegelijkertijd ging mijn partner leuk bedoelde suggesties opnoemen: zou ‘de ANS’ niet leuker zijn, of ‘het woordenboek’ of misschien lag er op zolder nog wel een reader van dat onvolprezen college over computerlinguïstiek, en trouwens, was het niet beter om de middelste zin van de gehele Tandeloze Tijd-trilogie te nemen, maar ja, wat was nu precies de samenstelling en volgorde van die ‘trilogie’, etc. etc.. Terwijl mijn voorlezende dochter maar van geen ophouden wist en elke zin begeleidde met wel vijf vragen die mijn ochtendlijk opvoedkundig vaardighedenniveau ruimschoots overstegen, hield mijn 14-jarige zoon zich oogrollend terzijde en besefte ik dat dit de eerste dag in zijn leven was dat ik een beetje blij was dat Nederlandse literatuur niet zijn ding is. Die gedachte bracht direct de nodige schaamte en verdriet met zich mee, hoe kon ik dit denken, juist nu ik een tekstje voor een afzwaaiend lid van het Meesterschapsteam Nederlands zou gaan schrijven! Ik had mijn ontbijt nog niet achter de kiezen en zat al in een existentiële crisis, zou het weer zo’n dag worden, nee toch. Ik kapte bruut de zoveelste ‘Mama, wat betekent …’-vraag en ‘lollige’ suggestie (voor wie het weten wil: Manuel van Loggem – De man met de snor) af en besloot de opdracht op een andere manier aan te vliegen en mijn heil elders te zoeken, weg van mijn gezin. De bibliotheek. Ik zou op zoek gaan naar de middelste zin van de bibliotheek.
Mijn zoon besloot nu ook een duit in het zakje te doen en pakte zijn telefoon erbij om aan ChatGPT te vragen wat de middelste plaats in Nederland is, zodat ik die bibliotheek zou kunnen bezoeken, waardoor ik (niet voor de eerste keer) heel opvoedkundig diverse ethische en duurzaamheidsbezwaren tegen het gebruik van ChatGPT op kon gaan sommen, en oh ja trouwens überhaupt geen telefoons aan tafel, terwijl het eigenlijk best een leuk idee was, en het werd me dan ook niet in dank afgenomen. De stemming aan de ontbijttafel was inmiddels omgeslagen en er ontstond een mooi praktijkvoorbeeld van het vlindereffect: in Nijmegen gaat een hoogleraar met emeritaat in Roermond verschijnen er barsten in wat een gezellig en verbindend familieontbijt in de eerste schoolweek had kunnen zijn. Maar dat terzijde.
Uit duurzaamheidsoverwegingen besloot ik op de fiets te springen en gewoon de bibliotheek in Roermond te bezoeken, want ook daar zou een middelste zin te vinden zijn (Bovendien blijkt ‘het middelste punt’ van Nederland (Europees Nederland of inclusief Bonaire, Saba en Sint Eustatius?) ook niet zo makkelijk te bepalen. Hoe dan ook liggen alle opties die Wikipedia aandraagt niet op fietsafstand van mijn huis). De bibliotheek van Roermond is een buitengewoon aangename plek: een mooi gebouw, een inpandig museum, alleraardigst en kundig personeel, er is een fijne lunchplek, en – niet onbelangrijk – het heeft een aangename collectie (zie hier bijvoorbeeld). Enige minpunt is dat de bibliotheek pas om 11 uur de deuren opent. Ik had dus genoeg tijd om het gedicht op de trappen bij de deur te bestuderen. Even voelde ik de verleiding om dáár dan de middelste zin van te kiezen en huiswaarts te gaan (het gezin zou inmiddels wel op school of werk zijn), maar dat bleek óók al ondoenlijk. Je kunt dit knappe gedicht namelijk in drie versies lezen: linksgeoriënteerd, rechtsgeoriënteerd of in de overkoepelende middenversie, en het gedicht heeft dan steeds een andere omvang en betekenis:


Ik besloot te wachten tot 11 uur en doodde de tijd met het bedenken hoe ik eigenlijk zou bepalen wat de middelste zin van de bibliotheek zou zijn. In elk geval zou het gaan om de middelste zin van de boeken die op dat moment in de bibliotheek aanwezig zouden zijn. Maar ja, hoe tel je die boeken, wat doe je als er nu net iemand een boek dat je al geteld hebt, voor je ogen uitleent? Tellen de kranten en tijdschriften mee? Heeft de bibliotheek niet ook een collectie e-boeken? Luisterboeken? En: stel je voor dat ik alsnog uitkom bij De gevarendriehoek! Ik was er dus nog niet helemaal uit en een nieuwe crisis lag op de loer, toen ik om 11 uur op goed geluk naar binnen stormde. Meteen stuitte ik op een nieuw potentieel probleem, de grote rode inleverkast, en hoewel deze zich bij binnenkomst aan de rechterzijde bevindt, besloot ik de kast links te laten liggen en alleen dat gedeelte van de bibliotheek mee te tellen, dat zich na de balie, na de loopbrug, in de daadwerkelijke bibliotheek bevond.
Vanaf de loopbrug kun je als je enige moeite doet, de omvang van de bibliotheek aanschouwen. Alle aanwezige boeken tellen leek me onbegonnen werk dus ik besloot in de geest van Peter-Arno een praktische oplossing te bedenken en de middelste verdieping van de bibliotheek te bepalen om mijn werkterrein alvast te verkleinen.

Uiteraard heeft de bibliotheek ook een ‘souterrain’, zo’n halve mini-verdieping, wat het bepalen van een middelste verdieping aanvankelijk ernstig bemoeilijkte, maar het lukte me daadkrachtig de knoop door te hakken en ik liep de trap op naar de eerste verdieping. Ik besloot het Historiehuis niet mee te tellen, het souterain (Graphic novels) en Limburg (1 kast aan het historiehuis vast) als 1 te tellen, en dan de gekleurde banden van de indeling zoals die wordt afgebeeld te tellen, afijn, ik deed maar wat.

Het gevaar uit te komen bij De gevarendriehoek was dus geweken maar de middelste kast bleek van de categorie ‘vreemde talen’ te zijn. Ik verloor zowel wederom kostbare tijd als mezelf in allerlei gedachten over betekenissen van het woord ‘vreemd’ en het gegeven dat ‘Engels’ als ‘vreemd’ wordt bestempeld, en vroeg me af of in een Engelse bibliotheek de Nederlandse boeken bij de afdeling ‘weird languages’ zouden staan, en of ze daar überhaupt Nederlandse boeken zouden hebben, hoe dan ook, zo schoot het niet op.
Zo besloot ik het idee van het middelste boek van de bibliotheek maar te laten varen en me dan maar gewoon te storten op de verdieping met Nederlandse literatuur (ik had dit dus ook gewoon thuis kunnen doen), die overigens (zoals we zo dadelijk zullen ervaren) ook gewoon Engelse boeken bevat maar dan vertaald in het Nederlands zodat ze niet meer vreemd zijn. Lang verhaal kort: de tafel met tips telde ik mee zodat ik uitkwam op 11 kasten (fijn, oneven!) en in de zesde kast bevond zich een middelste deelkast (hoera!) en daar telde ik dan uiteindelijk 113 boeken in (gelukkig ook oneven!).

En zo kwam ik na vijf keer opnieuw tellen uit bij Dodelijk dilemma (1979) van Stephen King, in een nieuwe vertaling (2017) van Henny van Gulik en Ingrid Tóth, en omdat ik tijdens dit hele proces al zoveel dilemma’s was tegengekomen, sprak het boek me meteen aan. Ook de teaser op de voorkant (‘Hij heeft de kracht om de toekomst te zien, en om deze te veranderen’) deed me gelijk aan Peter-Arno denken, dus ik moest wel bij het goede boek zijn uitgekomen.
Na een snelle berekening ( (462-9+1)/2=227) (Zo zie je maar dat nu juist dit onderdeel van de opdracht uiteindelijk de minste problemen opleverde van deze hele onderneming). kwam ik uit bij de volgende zin:
[]Per slot van rekening hebben wij samen ook een paar zaken geregeld, waar of niet, Chuck?

En ondanks dat Peter-Arno en ik allebei niet ‘Chuck’ heten, ik ken überhaupt geen Chuck, voelde deze zin goed. Want: ja, wij hebben samen (met het Meesterschapsteam) ook een paar zaken geregeld.
Peter-Arno, ik wens je een ontzettend mooie toekomst toe!
Laat een reactie achter