Bestaat toeval? Ik weet het niet, maar het komt wel verdomd mooi uit dat er welgeteld 424 woorden in 40 liedregels voorafgaan aan de zin die ik voor deze rubriek heb uitgekozen, én dat er ook precies 424 woorden in 40 liedregels op volgen. Het is dus numeriek gezien precies de middelste zin van het lied.
Die zin spookt al jaren door mijn hoofd als een van de grappigste zinnen uit de Nederlandse liedcultuur. Hij komt uit de grootste hit van Drs. P: ‘Dodenrit’, uit 1974.
Het hele lied – dat mag bekend zijn – is een absurdistisch tafereel: een jong gezin dat met een trojka door Siberië rijdt, wordt belaagd door een groep wolven, en om te voorkomen dat ze allemaal opgegeten zullen worden besluiten de ouders de kinderen een voor een op te offeren. Ondertussen zingen ze vrolijke oud-Hollandse liederen om de moed erin te houden.
Als eerste vliegt de kleine Pjotr uit de trojka (“met een griezelige kreet”). Met succes: de wolven “hebben alle aandacht voor die lekkernij”. Zo wordt de jongen in één worp en in één zin van een geliefde zoon tot een lekker hapje voor vraatzuchtige roofdieren. Al eerder is gezongen over “de flinke eetlust die hun uit de ogen straalt” – alsof het een verdienste van de wolven is dat ze zo lekker kunnen eten. Het absurdisme gaat ondertussen net zo onverstoorbaar door als de trojka: “Nog vierentachtig werst en o wat zijn wij heden blij.”

En dan volgt in het lied de zin waar het me hier om gaat:
We mogen Pjotr wel waarderen om zijn eetbaarheid.
Je moet iets grappigs eigenlijk niet analyseren, en ik merk ook dat het me moeite kost óm de grappigheid te analyseren. Het zit hem deels in de droogkomische terloopsheid waarmee de zin wordt gebracht, maar het is natuurlijk vooral een heerlijk absurdistische gedachte dat je iemand kunt waarderen om het feit dat diegene zo ontzettend eetbaar is. Dat je dat als een positieve eigenschap ziet – als een talent zelfs. En dat je daar bij wijze van spreken over op gaat lopen scheppen tegenover andere ouders.
– Zeg, hoe is het eigenlijk met jullie Pjotr?
= De kleine Pjotr? O, goed hoor, heel goed.
– Ja? Leert hij een beetje goed op school? Speelt hij viool? Kan hij mooi zingen?
= Zeker, hij doet leuk mee, al zijn zijn oudere broer en zussen daar wat beter in. Maar er is één ding waarin hij uitblinkt – één eigenschap waar we hem bijzonder om waarderen.
– O ja, wat is dat dan? Is hij vrolijk en braaf?
= Hij is vooral zo ontzettend éétbaar.
– Wat geweldig! En wat fijn ook voor jullie! Dat kan altijd van pas komen!
In grammaticaal opzicht is de zin misschien niet zo bijzonder. Hij heeft gewoon een onderwerp, een gezegde en twee bijwoordelijke bepalingen: “wel” (een bepaling van modaliteit) en “om zijn eetbaarheid” (een bepaling van reden). Wel mogen we “mogen” wel een interessant woord noemen.
Modale hulpwerkwoorden hebben allerlei betekenissen, afhankelijk van de context. Hier gaat het om de betekenis die de Dikke Van Dale als laatste noemt bij mogen (1): “reden hebben tot”. Het lijkt op het mogen dat je ook gebruikt in zinnen als “We mogen van geluk spreken” en “We mogen God op onze blote knieën danken”. Maar waar in die zinnen een soort opluchting doorklinkt, is het hier toch net weer anders; dat komt waarschijnlijk door de combinatie met “wel”.
Volgens P.A. is er met elke zin wel iets aan de hand. Ik laat het dan ook graag aan hem over om de zin desgewenst binnenstebuiten en ondersteboven te keren. Dat doet hij immers graag, en daar mogen wij de kleine Pjotr-Arno wel om waarderen.
Men ziet de flinke ontleedlust die hem uit de ogen straalt!
Laat een reactie achter