Toen ik de middelste zin bepaalde van de roman die ik momenteel lees, Kitchen (1988) van Banana Yoshimoto, schrok ik een beetje, in elk geval voor de vorm:
‘Op dat moment ervoer ik dat nog niet zozeer, maar voor haar was het ziekenhuis een nog veel somberdere plek,’ zei Eriko met neergeslagen wimpers, alsof ze een zoet verhaal vertelde.
Ik heb nog geprobeerd of ik via listige manipulaties tot een andere zin kon komen, in een sociaal-wenselijke poging om dit liber amicorum voor een pensioengerechtigde niet te bezoedelen met frasen die niet louter over een ziekenhuis gáán, maar het ziekenhuis zelfs als centrum hebben (tel maar na). Maar zoals Lucebert al eens schreef in zijn machtige gedicht ‘de rivier’: ‘wat geeft dat klagen?’ Laat me dus enkele observaties delen over Kitchen in het algemeen en deze zin in het bijzonder:

- Als letterkundige fascineert me de vergelijking aan het slot, waarin zich niet alleen een parallel maar ook een spanningsveld manifesteert tussen het zoete verhaal en de neergeslagen wimpers. ‘Neergeslagen’ heeft immers ook een sombere connotatie, in elk geval in het Nederlands. Het adagium traduttore traditore indachtig maakt het benieuwd naar de woorden die Yoshimoto koos in het Japans, de taal waarin bovenstaande zin ongetwijfeld niet de middelste van het boek was.
- Over bijzonderheden van het Japans gesproken: volgens de inleiding op Kitchen, van de hand van vertaler Maarten Liebregts, koos Yoshimoto bij wijze van pseudoniem voor de voornaam ‘Banana’, omdat ze dat genderneutraler vond klinken dan haar eigenlijke voornaam Mahoko. Mede omdat dit boekje in een oplage van één wordt gemaakt, durf ik de stelling wel aan dat Nederlandse moedertaalsprekers ‘Banana’ eerder een vrouwennaam vinden dan ‘Mahoko’. Ik moet daar wel bij aantekenen dat mijn beste vriend meteen tegenwierp dat bananen dermate fallisch zijn, dat je nooit om de mannelijke connotatie heen kunt (een kwestie – ook van decorum – waar ik mij verder niet aan brand).
- Het valt toe te juichen dat Liebregts in het Nederlands niet koos voor ‘ervaarde’, maar voor de sterke vorm ‘ervoer’. Mij bracht het terug naar jaarlijkse gastcolleges grammaticadidactiek waarbij het woord ‘kloeg’ met de editie triomfantelijker klonk.
- Nu we toch weggedreven zijn van de inhoud van de zin en ons concentreren op specifieke woorden: het mag niet onvermeld blijven dat in ‘Eriko’ ook de naam ‘Erik’ terugkomt. Het staat de lezer vrij daarbij te associëren. De letterkundige in mij denkt natuurlijk aan het insectenboek of de verfilming van Turks fruit (‘Banana’), de docentenacademicus in mij aan Erik Bl. (optie A: -ankensteijn; optie B: -okland).
- Ter afsluiting een ‘zoet verhaal’. Het is maart 2011 als we, ergens op een niet-verbouwde twintigste verdieping van het Erasmusgebouw, een gastcollege Vakdidactiek hebben. Onze docent vandaag is niet Erik Blankesteijn, maar Peter-Arno Coppen. Hij reikt ons kaartjes uit met zelfstandige naamwoorden en werkwoorden die we moeten combineren, zodat we kunnen ervaren dat we andere verbindingen maken bij naamwoordelijke gezegdes dan bij werkwoordelijke gezegdes. Als de kaartjes worden uitgedeeld, ben ik sceptisch. Met wetenschappelijke falsificatiedrang heeft dat weinig te maken, eerder met het ingesleten idee dat mijn 2-havo die kaartjes gaat gebruiken voor heel andere dan taalkundige experimenten.
Na afloop van het college evalueren mijn vrienden en ik de werkvorm in de Refter – vier verstokte letterkundigen die tot de start van Algemene Didactiek alleen maar over grammatica praten. De week erna delen we allemaal kaartjes uit in onze klassen. Ongetwijfeld zijn er leerlingen bij die er een banaan op tekenen, maar het merendeel combineert er gedreven op los. Het is de eerste keer in mijn stage dat ik niet vraag welke vraag je ook alweer moet stellen om het lijdend voorwerp te achterhalen. Het is tevens de eerste keer dat ik zelf plezier heb in het geven van een grammaticales. Ruim veertien jaar later zal ik met neergeslagen wimpers schrijven: Die dag kloeg ik niet.
Laat een reactie achter